zondag 23 maart 2014

Verwantschap (deel 2) - over Alessandro Baricco

Deel 1 kun je hier lezen.

'Plasson, u staat hier al dagenlang te werken. Wat beweegt u ertoe om al die kleuren te mengen als u niet de moed hebt om ze te gebruiken?’ 
Dat schijnt hem wakker te schudden. Dat heeft hem geraakt. Hij draait zich om en bekijkt het gezicht van de vrouw. En wanneer hij praat, is het niet om antwoord te geven.
 ‘Alstublieft, beweegt u zich niet’, zegt hij.
 
Dan brengt hij het penseel naar het gezicht van de vrouw, aarzelt een ogenblik, en laat het penseel langzaam van de ene mondhoek naar de andere glijden. De haren krijgen een karmijnrode kleur. Hij kijkt ernaar, dompelt ze eventjes in het water en richt zijn blik weer op de zee. Op de lippen van de vrouw blijft een lichte smaak achter die haar dwingt te denken: zeewater, deze man schildert de zee met de zee – en die gedachte bezorgt haar rillingen. 

Een fragment uit een van de eerste bladzijden van Oceaan van een zee van Alessandro Barrico. De Italiaan is naast schrijver ook een gediplomeerde filosoof en pianist. Oceaan van een zee is de tweede roman die hij publiceerde.
 



In de herberg Almayer, aan de rand van de zee, logeert een bonte verzameling personages. In het bevreemdende oord zoeken ze naar genezing voor ziektes waarvoor geen reguliere medicijnen bestaan. We maken onder andere kennis met Plasson, een schilder die de essentie van de zee op doek wil vastleggen. Elisewin probeert haar angst voor het leven te overwinnen en professor Bartleboom wil weten waar de zee begint en eindigt. 
Wat verlangen ze? Wat verwachten ze? Ze weten het zelf niet.

De herberg wordt door kinderen gerund. Met milde verbazing slaan ze de capriolen van hun zoekende gasten gade. Maar wie zijn deze kinderen echt? Waarvoor staan ze? Baricco geeft hun de fysieke kenmerken van een kind, maar op mentaal vlak zijn ze rijper dan hun logés. Als goden houden ze het reilen en zeilen van de aanmodderende mensheid in het oog. Ze vechten niet tegen de zee, ze zijn als het water dat bij vloed tegen de gevel van Almayer breekt. 

Ondanks een resem personages van literair vlees en bloed, is de hoofdrol in het verhaal weggelegd voor de zee. Vraag en antwoord - voor kind, gast of lezer - liggen in haar golven besloten.  


Dat heeft de buik van de zee me geleerd. Dat wie de waarheid gezien heeft voor altijd ontroostbaar zal zijn. En alleen degene die nooit in gevaar is geweest, is werkelijk gered


Oceaan van een zee wordt door het gevoelsleven van de personages 
voortgestuwd. Hun emoties zijn als de zee waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd. De verschillende hoofdstukken zijn als golfslagen. Niet voor niets schreef The New York Times dat het boek zich op een poëtisch elliptische manier ontplooit. Elke verhaallijn, elk personage, elk gevoel keert terug, maar nooit op dezelfde manier. Zoals ook die ene golf verdomd goed kan lijken op de vorige, maar toch nooit exact hetzelfde is. 

Door de zee als motor te gebruiken, kan Baricco met zijn verhaal alle kanten uit. Hij schept een ruimte waarin hij met taal, ritme, stijl en vertelperspectief kan experimenteren. De roman kent geen duidelijk afgebakend begin, midden en einde. Ook de plot is een golf. 

Oceaan van een zee nodigt uit om gelezen en herlezen te worden. Ik ontdek telkens weer nieuwe dingen. Sommige passages worden duidelijk(er), andere winnen aan mysterie. Ik kan genieten van het hele boek, maar ook van één zin, een alinea of een paar bladzijden. Elk hoofdstuk is een schitterend, plotloos kortverhaal. 


Hij legt de pen neer, vouwt het papier op en doet het in een envelop. Hij staat op, haalt een mahoniehouten doos uit zijn koffer, haalt het deksel eraf en laat de brief erin vallen, open en zonder adres. In de doos liggen honderden dezelfde enveloppen. Open en zonder adres.

Hij is 38 jaar, Bartleboom. Hij denkt dat hij op een dag, ergens ter wereld, een vrouw zal tegenkomen die altijd al zijn vrouw is geweest. Af en toe betreurt hij het dat het lot erin volhardt om hem met zoveel tactloze hardnekkigheid te laten wachten, maar met de tijd heeft hij geleerd om de zaak met grote kalmte te bezien. Bijna elke dag neemt hij de pen ter hand en schrijft hij haar, inmiddels al jaren. Hij heeft geen naam en adres om op de enveloppen te zetten, maar hij heeft een leven te vertellen. En aan wie anders dan aan haar? Het lijkt hem prachtig om, wanneer ze elkaar ontmoeten, een mahoniehouten doos vol brieven op haar schoot te zetten en te zeggen ‘Ik heb op je gewacht.’

Lees ook over mijn verwantschap met:
Joanne Harris, Erwin Mortier en Annelies Verbeke
Diana Athill, Herta Müller en Valeria Luiselli
Jón Kalman Stefánsson
Virginia Woolf
Vincent Van Gogh

Geen opmerkingen:

Een reactie posten