Het was een drukke, lange dag op het werk geweest na een drukke, lange eindejaarsperiode. Op de trein dacht ik na over een nieuw blogbericht. Ik keek uit het raam, maar zag enkel een reflectie van mezelf. Zal ik iets over schrijven schrijven? Misschien ... nah. Iets over een bericht in de krant? Misschien ... nah. Michael Foley zou me terechtwijzen. Inspiratie wemelt in de dagelijkse sleur, alleen lukte het me niet om ze te zien.
Uiteindelijk 'zat' dit blogbericht in mijn rugzak. Aangezien de jazz van het eindejaar me in zijn macht had, wist ik dat het me niet zou lukken een roman zonder veel onderbrekingen uit te lezen. Een verzameling kortverhalen leek me ideaal voor deze periode. Ik haalde The New Penguin Book of American Short Stories: from Washington Irving to Lydia Davis uit mijn boekenkast om de uren op de trein te vullen.
Een paar grote mijnheren, zoals Mark Twain, Henry James en Edgar Allen Poe, zorgden in de bundel voor de eerste verhalen. Ik betwist de kwaliteit van hun teksten niet, maar buiten The Tell-Tale Heart (waarover ik twee weken terug blogde) greep geen enkel verhaal me echt bij de keel.
Na al dat, hoofdzakelijk, mannelijke geweld, volgde drie schitterende kortverhalen van vrouwen. Na elke bladzijde keek ik uit het raam in de hoop dat ik nog niet thuis was. Ik wilde weten wat er op de volgende bladzijde zou gebeuren.
Nora, het hoofdpersonage in Atrophy van Edith Wharton zit op een trein naar Westover, het landgoed van haar ernstig zieke minnaar Christopher. Wharton schrijft:
The train had escaped from the ugly fringes of the city, and the soft spring landscape was gliding past her: glimpses of green lawns, budding hedges, pretty irregular roofs, and miles and miles of alluring tarred roads slipping away into mystery.
De jaloerse zus van Christopher, Jane, ontvangt Nora in een onpersoonlijke kamer en rijgt de holle antwoorden aan elkaar. Onderhuids deelt ze de ene na de andere steek uit. Zo looft ze Nora's man om diens kennis over het verplanten van bomen. Ze hoopt dat het koppel gauw een bezoek aan Westover zal brengen. Jane verstrikt Nora in een net van etiquetteregels. Ze meent dat het zonde zou zijn dat Nora haar laatste trein naar huis zou missen en zet haar, zonder enige informatie over Christopher los te laten, terug buiten.
De tweede schrijfster, Dorothy Parker, geeft in een van de eerste stukjes dialoog in New York to Detroit aan dat het gesprek tussen een meisje en een jongeman wordt gekenmerkt door een slechte (telefoon)verbinding.
'Hello,' said the girl in New York.
'Hello?' said the young man in Detroit.
'Oh, Jack!' she said. 'Oh, darling, it's so wonderful to hear you. You don't know how much I -'
'Hello?' he said.
Waarschijnlijk weet Jack niet eens meer wie het meisje aan de andere kant van de lijn is. Voor hem was hun ontmoeting een avontuurtje, voor haar het begin van een hevige verliefdheid. Ze heeft wanhopig op zijn telefoontje zitten wachten. Na wat zoekwerk heeft ze zijn nummer gevonden. Al hakkelend verwoordt ze haar gevoelens, maar de jongeman klaagt enkel over de slechte verbinding.
Parker zet een pijnlijk herkenbaar telefoongesprek op papier waarvan iedereen ooit aan de ene of aan de andere kant van de lijn heeft gezeten.
Eudora Welty kiest in The Whistle voor een bijzonder hoofdpersonage: de koude. De tomatenplanten van Jason een Sara, een ouder koppel, dreigen kapot te vriezen. De eigenaar van het land laat een fluitsignaal horen wanneer de temperatuur onder nul daalt. De fluit is het sein voor het werkvolk om de grond te beschermen. Jason en Sara stropen de kleren van hun lijf om de planten te bedekken.
Naarmate het verhaal vordert lijkt het alsmaar kouder te worden. Welty's woorden doen je bibberen. Ze speelt met taal, kiest de juiste bijvoeglijke naamwoorden en wisselt harde, korte zinnen af met slepende, lange zinnen.
Iedereen die onze zachte winter beu is, schenk ik de openingsalinea van The Whistle.
Night fell. The darkness was thin, like some sleazy dress that has been worn and worn for many winters and always lets the cold through to the bones. Then the moon rose. A farm lay quite visible, like a white stone in water, among the stretches of deep woods in their colorless dead leaf. By a closer and more searching eye than the moon's, everything belonging to the Mortons might have been seen - even to the tiny tomato plants in their neat rows closest to the house, gray and featherlike appalling in their exposed fragility. The moonlight covered everything, and lay upon the darkest shape of all, the farmhouse where the lamp had just been blown out.
inderdaad een coole tekst! en dorothy parker: super! had ik enige jaren geleden ontdekt via n.
BeantwoordenVerwijderennu nog van mijn valling afraken... roos me!
yasmin