Enkele smalle vingers zeewier kruipen tussen de gleuven. Een zilte
geur prikkelt Ella’s neus bij het openmaken van de kleine rieten ton. Ze haalt
de bovenste lokken wier eruit en onthult twee oesters die glinsteren als kristallen
onder het scherpe tl-licht. Ze schikt de schelpen op een dunne laag crushed
ice. Het bodempje oestersap onderaan de ton giet ze uit over haar hoofd. Het
vocht druipt langs haar oren en tintelt de eerste ruggenwervel in haar nek.
Ze prikt met een vork in de borst van het haantje dat net uit de oven
komt en voelt voldoende weerstand. Een paar vochtdruppels blinken in de
achtergebleven vorkgaatjes; hij is gaar. Ze laat het vlees rusten op een tweede
wit bord.
Als laatste mept ze met een paar mokerslagen van de deegrol twee
tabletten chocolade in stukken en smelt ze in een bain-marie met boter en
ongeraffineerde suiker tot een smeuïg mengsel.
Het eten is klaar en Ella rent naar de slaapkamer, ruilt pumps, blouse
en skinny jeans in voor een doorzichtige lichtroze babydoll. Onderweg naar de
keuken draait ze de voordeur in het slot en laat de huissleutel met een rinkel
in de paraplubak vallen.
In haar linkerhand neemt ze het oesterbord, in haar rechter het
haantje, en op haar hoofd houdt ze een mok gevuld met het chocolademengsel in
evenwicht. In de hal stoot ze de kapstok om, die kantelt, en in zijn val tegen
de luster en de vaas met rode tulpen botst. Het lusterkristal regent op de
tegels en het water rolt als golven over de scherven. De bloembladen scheuren
door de val los van de steel en verzuipen in het vocht. Ze tekenen een tapijt
van bloeddruppels. Ella loopt over het water en het gebroken kristal, ze negeert
de vlijmscherpe randen die in haar voetzolen snijden.
De chocolademok laat ze achter in de slaapkamer waar de eerste meter
tapijt zucht onder het stijgend waterpeil. De twee borden neemt ze mee naar de
badkamer en zet ze neer op een lage metalen bijzettafel. Dankzij het gewicht
van de borden drijft de tafel niet weg op het water. In tegenstelling tot de
spierwitte inrichting van de andere kamers in het appartement is de badkamer
een uitbarsting van kleur. Het contrast tussen het wit bad op pootjes en de
muren die belegd zijn met felroze Marokkaanse mozaïektegels is schokkend. Ella
heeft geen seconde spijt van het geld dat ze hieraan uitgegeven heeft, de
tegels combineren perfect met het enige erfstuk van haar grootmoeder: een
lichtroze lavabo in de vorm van een venusschelp.
Bovenop een stapel handdoeken in de smalle hoge kast liggen de Sakura
en de Sex Bomb, twee bruisballen. Ze valt voor de roze gloed van de Sex Bomb en
gooit hem in het bad. De bal roteert, verandert het water in een roos vocht,
blaast bubbels en schuim. Jasmijn en ylang ylang vullen de ruimte met hun
parfums, alsof iemand op een hoger verdiep in een tuin een bloeiende
jasmijnstruik en een canangaboom heeft geplant, eraan schudt en de bladen in
het bad laat vallen. De kamer lijkt klaar voor enkele sluiervissen die zich
langoureus bewegen in een lichtroos aquarium.
Ella stapt in het bad en slaakt een zalige zucht. Het water deint. Bubbels
draaien champagnekralen rond haar lichaam en vreten zich een weg door de
babydoll. De bijzettafel wankelt onder de gewichtsverandering wanneer ze het
oesterbord neemt. Ze laat het rusten op het wateroppervlak, neemt een oester en
scheurt – zonder rekening te houden met enige vorm van etiquette – de zeevrucht
uit de schelp en laat hem in haar keel glijden. Het bord kantelt en de tweede
oester schuift in het water. Terwijl hij naar de andere kant van het bad dobbert,
brokkelt de schelp af. Een schilferig residu trekt een stippellijn door het
water. Aan het einde van het bad draait de oester zich om. De vrucht trilt als gelatinepudding,
of sterker nog, kokhalst – Ella bijt op haar onderlip – en vanonder het
oestervlees, tussen schelp en mantel, verschijnt een parel.
De witte kogel schiet los van de vrucht, Ella vangt hem op tussen haar
halfgeopende lippen. Met de punt van haar tong geeft ze de parel een zetje. Hij
valt in het water en rolt tussen haar borsten naar haar navel. Het oestervlees
eist zijn bezit terug en zwemt schelploos naar haar toe, maar halfweg zinkt hij
onder water en verdwijnt. Met haar wijsvinger raakt ze de navelparel, die door
de beroering openspat. Een stofwolkje waaiert uit en wordt meegezogen in de
beweging van de bruisbal.
Het water is zo roos geworden als de badkamertegels. De ruimte lijkt
op een ontplofte kauwgombal waarin iemand die de kamer niet kent, verloren
loopt en zichzelf verstrikt in uitgerokken draden.
Blindelings neemt Ella het tweede bord van de bijzettafel die bij
gebrek aan het gewicht omkantelt en wegdrijft. Met duim en wijsvinger rond een
vleugel slingert ze het haantje naar de andere kant van het bad. Hij wordt niet
opgevreten door de jasmijn of de ylang ylang, maar richt zich op en loopt met
gebraden billen twee passen op het water, struikelt, valt en zwemt verder. Hij legt
zijn rechtervleugel op haar linkerbeen, en zijn linker op haar rechterbeen.
Zelfs zonder kop – die hakte Ella eraf toen ze hem in de oven gooide – lijkt
hij haar te begluren. Met zijn vleugels maakt de machokip een cirkelvormige
beweging aan de binnenkant van haar dijen. Hij beweegt zich langzaam hoger en
hoger. Plots plant hij zijn poten in haar schaamhaar en springt in één beweging
naar het plafond. Hij blijft zeker een minuut bewegingsloos in de lucht hangen
alvorens hij – zonder ook maar één veer op zijn lijf – begint te vliegen in een
achtvorm boven de badkuip, hij scheert rakelings langs het wateroppervlak. Ella
duizelt van het te veel aan prikkels; de kamer versmelt tot een knalroze
lillende puddingberg, er hangt een dichte mist boven het bad, druppels parelen
tussen de tegelgroeven.
De muren zweten.
De bruisbal is vrijwel volledig opgelost, de bijzettafel is nergens
meer te zien, het badschuim zakt weg en het haantje hangt weer bewegingsloos
aan het plafond. Ella maakt oogcontact met zijn ontbrekende kop. Ze likt aan haar
bovenlip en laat haar handen op haar borsten rusten. Zo ongenaakbaar en
ongegeneerd als hij in de lucht hangt, wil zij in het bad zitten. Het kan een
eeuwigheid duren of slechts één seconde vooraleer een van hen beweegt. Tot dan
zijn beide gevangen in een mysterieus tafereel met onbeweeglijke
hoofdrolspelers.
Onverwachts scheurt het haantje als een raket naar beneden, naar het
middelpunt van de badkuip. Ella wordt tegen de badbodem gedrukt. Een explosie
van water schiet omhoog in een paddenstoelwolk.
De muren druipen.
Op een bodempje water na is het bad leeg. Aan het oppervlak drijft de opengebloeide
kern van de bruisbal: een delicate roos van rijstpapier. In de badkamer is op
de kuip en de verwoeste lavabo na alles verdwenen. De venusschelp dobbert op
het water voor het bad. Ella krijgt het koud. Ze stapt uit het bad en op de
schelp, kruist de handen voor haar borsten en laat zich drijven naar de
openstaande deur.
In de slaapkamer stapt ze van de schelp en kruipt tussen de lakens. Ze
neemt de mok, doopt haar wijs- en middelvinger in de chocolade en tekent twee
strepen op haar kaken. Van onder het bed neemt ze een kartonnen doos en leegt
de inhoud ervan op de matras. De grootste pompoen legt ze op het andere
hoofdkussen. Met courgettes maakt ze armen, tomaten legt ze tot benen en de
rode kolen worden een borstkas.
Ze knipt het licht uit, nestelt zich in het bed. Ze kust de pompoen,
legt haar hoofd naast zijn hoofd, een arm op zijn borstkas en een been om zijn
middel. De tomaten scheuren open onder haar gewicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten