zaterdag 29 juni 2013

Planken (deel 2)

Deel 1 vind je hier.

Dankzij Dirk Roofthooft wilde ik in de poëzie van Joseph Brodsky leven. Erwin Mortier deed mij naar Godenslaap verlangen nadat ik hem de openingsalinea's hoorde voorlezen op het Passa Porta festival. Eerst weergalmde zijn stem in de protestantse kerk in Brussel, de rest van de dag hoorde ik ze in mijn hoofd. Gerrit Kouwenaar horen voordragen op de cd Dat is alles had een averechts effect. Hij bromde zich door zijn schitterende gedichten. Ik begreep amper een woord van wat hij zei.

'Hoe schrijft u dan?' zou ik Kouwenaar willen vragen. Een gedicht op punt stellen, is voor mij onlosmakelijk verbonden met hardop voorlezen. Hoe doet Kouwenaar dat dan? Hoort hij zichzelf anders dan ik dat doe? Vertrouwt hij op zijn innerlijke oor? Of misschien heeft hij een partner die elke avond uit zijn werk voorleest zodat hij de haken en ogen uit zijn kladversie kan halen?

Een half jaar na Frappant TXT mocht ik naar Dichters in de Prinsentuin, een jaarlijks poëziefestival in een prachtige tuin in Groningen. Samen met veel andere dichters, amateurs en professionals, kreeg ik een plek in de loofgangen. Ik probeer zo'n loofgang even te visualiseren voor mensen die het festival niet kennen:
Denk aan een haag.
Denk aan een gat in de haag.
Denk aan een dichter aan het gat in de haag.
Denk aan veel dichters aan veel gaten in verschillende hagen.
Denk aan een publiek aan de andere kant van het gat in de haag.
Het publiek loopt kriskras door elkaar en blijft staan bij dichters naar wie ze willen luisteren.

45 minuten lang moest ik poëzie verkopen aan mijn eigen gat. 45 minuten, dacht ik, ik heb niet eens genoeg gedichten voor een half uur. Gelukkig blijven mensen nooit de hele tijd bij één dichter staan. Je kunt hetzelfde gedicht wel tien maal doen elke keer als je nieuwe gezichten aan je groene loketje hebt staan.

Voor het eigenlijke optreden in de loofgangen, was er een korte workshop bij Rodaan Al Galidi en Anneke Claus. Ze vertelden over hun ervaring op het podium en de wijze waarop dit hun poëzie op papier had beïnvloed. Daarna gaven ze ons de opdracht om te oefenen aan een geïmproviseerd gat = achter een toog zonder bier in de bibliotheek van Groningen.

Al Galidi en Claus overrompelden ons niet met tips en trucs. Ze zorgden voor een aangename, zorgeloze sfeer. Dat was een realistische aanpak. Een podiumbeest word je door ervaring, niet door een workshop van enkele uren. 'Gewoon lezen,' zei Al Galidi, 'altijd blijven lezen, zelfs al luistert er niemand naar jou.' Zijn advies bleek in de loofgangen te kloppen. Een dichter die voortdurend voorlas, trok meer volk dan iemand die wachtte tot er iemand bij hem stond.

Het was zomer, de zon scheen, de sfeer onder de dichters zat goed, en ik droeg 45 minuten lang voor alsof mijn leven ervan afhing. 'Laatste gedicht,' riep iemand veel te vroeg. Ik wilde nog niet stoppen. Na de laatste versregels besefte ik pas hoe erg ik aan het zweten was. 45 minuten geconcentreerd voordragen was fysiek zwaarder dan ik had gedacht. Ik voelde zowaar die adrenaline-stoot waar sporters over spreken (en die mij nooit overkomt als ik mij aan sport waag).

Nee, natuurlijk gaf ik in Groningen geen perfect optreden, maar het was het beste waartoe ik op dat moment in staat was. Het belangrijkste was dat ik ervan heb genoten en dat het mij een boost heeft gegeven om verder te doen.

Tijdens mijn eerste jaar woord/voordracht aan het conservatorium werd ik na de eerste les met de neus op de feiten gedrukt. Ik moest werken aan uitspraak, spreektoon, houding en inlevingsvermogen. Dat is ongeveer alles wat een woordkunstenaar nodig heeft om op een podium te kunnen staan. In het begin onderbrak mijn docent, Michel Kempeners, mij na elke zin, soms zelfs na elk woord. Het kon anders, beter. 'En Ward,' zei hij, 'denk aan je houding.'

Voor het examen op het einde van het schooljaar deed ik, samen met een medestudente, een mash-up van Gelukkige herinneringen (uit Variaties van ongemak) van Lydia Davies en Rockaby van Samuel Beckett. Met knikkende knieën stapte ik naar het midden van het podium en zei de eerste zin die ik al vijftig keer of meer had geoefend.

'Misschien zal de radio voldoende zijn om die dagen te vullen.'

Waarom wil ik dit? Waarom kies ik voor die stress? Die vragen stel ik mij altijd wanneer tijdens die eerste zinnen voor een publiek sta te bibberen. De antwoorden komen pas na afloop. Oefenen voor de spiegel of in de les is één ding, optreden is net dat tikje specialer. Er is het podium, de belichting, de stilte, het publiek en de hoop dat minstens één iemand een zin mee naar huis neemt die dagenlang wervelt in zijn gedachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten