dinsdag 17 maart 2015

In plaats van een roman (een bibliotheek)


Boeken: lenen of kopen? Mijn moeder en vader gingen voor het laatste, en ik ben een gretige volger van hun voorbeeld. De openbare bibliotheek leerde ik pas kennen toen ik naar school ging. De vonk is nooit helemaal overgesprongen. Tegen het aanbod van een bibliotheek kan niets op, toch voel ik me veel meer aangetrokken tot de losjes georganiseerde boekenkasten van mensen. Een boek, dat zegt toch ontzettend veel over diegene die het bezit, of niet? 

De kleerkast van mijn vader

Tijdens de laatste jaren van zijn leven hield mijn vader zijn boeken bij in een kleerkast - een antieke kast van bruinrood hout. Op elk schap stonden twee rijen boeken. De exemplaren die hij het laatst had gelezen of bij de hand wilde hebben, lagen horizontaal op het laatste vrije stukje hout van elk schap. Als hij de kast opende, viel er soms een boek met een plof op de grond. Waren ze alfabetisch gerangschikt? Ik denk het niet. Het was een boeltje, maar wel een erg gezellig boeltje.

Ik heb mijn vader nooit romans zien lezen, al kan ik me niet voorstellen dat hij dat nooit heeft gedaan. Het genre moet bij een deel van zijn leven hebben gehoord dat ik niet bewust heb meegemaakt. Toen ik hem voor het eerst zelf als lezer ervoer - zittend in een met stof bekleedde armstoel onder een leeslamp, een boek in de ene hand, een glas rosé in de andere - verdiepte hij zich uitsluitend in non-fictie. Hij las hoofdzakelijk essays over politiek. Hij vulde zijn leesmenu aan met bladen en kranten. Mijn vader vrat op dat vlak alles, van roddelblad tot serieuze krant; een leeshonger die ik van hem heb overgenomen.

Van vader op zoon

Mijn vader werkte zelf aan een semi-autobiografische roman. Hij liet er nooit veel over los. De weinige informatie ik erover heb gekregen, puur ik uit anekdotes die in de familie worden verteld.  Niemand heeft ooit een bladzijde uit zijn manuscript gelezen. Als ik hem over de roman aansprak, veranderde hij van onderwerp. Zou hij hem hebben afgewerkt? Ik vermoed dat hij met grote tussenpozen schreef. De tweede helft van zijn leven was hij vaak alleen en had hij veel vrije tijd. Hij moet toen hebben geschreven. Nou ja, dat of tuinieren, dat kan ook.

Hij heeft van mij nooit een schrijver willen maken, of toch niet bewust. Hij was wel trots op de verhalen die ik als tienjarige op papier zette. Ik gebruikte de personages en settings van bestaande televisieserie als uitgangspunt, maar de verhaallijnen bedacht ik zelf. Mijn vader las mijn teksten en stuurde ze inhoudelijk bij. Mijn moeder corrigeerde de taalfouten. Later - ik was toen elf - maakte ik een scenario dat ik naar de televisie wilde sturen. Gelukkig deed ik die enveloppe nooit op de post. Ik plagieerde sans gêne een soap die ik elke dag trouw volgde*.

De detectives van mijn moeder

Vier planken, een achterwand en enkele schappen; de boekenkast van mijn moeder is soberder. Mettertijd zijn ook bij haar de rijen boeken op elk schap verdubbeld. Ze leest vooral thrillers, de klassiekers - Georges Simenon, Ruth Rendell, John Grisham en Agatha Christie. De verfilmingen en de televisieseries die op hun werk zijn gebaseerd, pikt ze met evenveel plezier mee.

Als kind kibbelde ik met haar elke zondagavond. Ik wilde naar de grote dobbelstenen en de fonteintjes van Walters Verjaardagsshow kijken, mijn moeder naar Hercule Poirot. Daarin zet de Engelse acteur David Suchet de Belgische detective uit de boeken van Christie op onnavolgbare wijze neer. Valt de naam Poirot, dan hoor ik meteen de begintune: eerst een piano, dan een saxofoon. Op het televisiescherm verschijnen golven in blauw neon, een maan en een pendule. Net voor een nieuwe aflevering begint, loopt Hercule met zijn wandelstok in de hand weg van de kijker onder drie grote spotlichten. Christie vergrootte met Poirot de clichés van het detectivegenre uit. Ze speelde met de regels van het moordverhaal en zette de knappe, onkreukbare James Bond te kijk.

Een bibliotheek

Wat een openbare bibliotheek was, kwam ik pas op school te weten. Mijn vader noch mijn moeder was lid. Ze kochten allebei de boeken die ze lazen; een attitude die ik van hen heb geërfd. In een bibliotheek krijg je voor een prikje per jaar toegang tot een berg literatuur. Een schitterend idee, maar het werkt niet voor mij. Ik wil geen boek teruggeven als ik het heb gelezen.

Een boek krijgt niet alleen een plek in mijn hoofd, maar ook in mijn lichaam. Het nestelt zich in mijn vlees. Een boek afgeven, voelt als een mentaal en fysiek verlies. Zelfs van een slecht boek wil ik niet af. Het maakt deel uit van mijn leestraject. Mijn drang tot boekbezit is niet op egoïsme gestoeld, integendeel, het is net uit liefde voor de literatuur dat ik mijn favoriete auteurs graag dicht bij me houd. Naar boekenruggen kijken, stelt me altijd gerust, zelfs al wordt er op de pagina's gemoord en gelogen.

Ik ben geen bibliotheek, maar soms gedraag ik me alsof ik er een ben. Ik leen met plezier romans, gedichten en essays aan vrienden. Een boek uitlenen, betekent ook een deel van mezelf weggeven. Ik denk dan ook goed na over wie welk boek van me krijgt. Als hij of zij me nadien zegt: 'Ik vond er niks aan,' moet ik mijn best doen om het niet persoonlijk te nemen.

* Ik wist dat je naar beneden zou scrollen. Schaam je, 't is makkelijk te lachen met de jeugdzondes van een ander. Maar bon, voor de draad ermee: ik plagieerde Wat nu weer?!, een jongerenserie die zich grotendeels in een subtropisch zwembad afspeelde. Ik zou er nu nog geen vijf minuten van mijn tijd aan willen verspillen. Vaag staan me abominabel acteerwerk en tenenkrommende dialogen voor. 

Lees ook:
Stilte
Geen tuin
Veel tuinen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten