zondag 31 januari 2016

Hestia - een eerste stap naar bevlogen wonen (Thuismakers Collectief)


Beste Anna en Samuel*,

Mijn antwoord op jullie mails heeft even op zich laten wachten omdat ik me plots realiseerde dat er in mijn antwoord meer zat dan alleen een welgemeend dank je wel. Desalniettemin: dank je wel om mijn teksten over wonen zo aandachtig te lezen. Op dat vlak verschil ik weinig van de gemiddelde blogger; we worden - uiteindelijk - toch graag gelezen. Een blog is een ideale plek om met anderen van gedachten te wisselen. Hoe wonen wij? Wat is een thuis? Het antwoord van anderen op zulke vragen prikkelt me om mijn eigen ideeën daarover te verdiepen.

Laat me toe, voor ik verder ga, om ook op mijn beurt de website van het Thuismakers Collectief een compliment te geven. Het ziet er visueel en inhoudelijk helemaal top uit. 'Oef,' was mijn eerste reactie; 'Eindelijk,' mijn tweede. Ik heb er schoon genoeg van dat het thema wonen in de populaire media door interieurgoeroes, - programma's en -bladen wordt gekaapt. Het lijkt wel of ik steeds hetzelfde oppervlakkige betoog in een lichtjes gewijzigde vorm krijg aangeboden. Hierdoor wordt het gesprek over wonen en thuis verengd tot een monoloog van sterontwerpers of toonaangevende bladen over de juiste verf en meubels. Mag het iets meer zijn?

Hoog tijd dat enkele alternatieve stemmen, zoals het Thuismakers Collectief, zich in het gesprek mengen. En ik dacht: weet je wat, ik doe gewoon mee. Hemel, nu klinkt het alsof ik me op het eerste onderwerp heb gestort dat mijn pad kruiste. Zo liep het niet helemaal. 2015 was voor mij één lang verhuisjaar. Ik hielp mijn moeder verhuizen, startte op het werk op een andere locatie en verhuisde zelf terug naar de stad. Zowel banale als meer filosofische gedachten over wonen speelden bijna onafgebroken door mijn hoofd. Er was, nu eens met een verfborstel, dan weer met een doos in de hand, geen ontsnappen aan. Sinds een tweetal maanden probeer ik dat kluwen van woon- en thuisgedachten blogbericht per blogbericht te ontwarren.

Ik doe mijn fascinatie voor wonen overigens onrecht aan als ik zeg dat het onderwerp me pas sinds vorig jaar bezighoudt. Toen ik er even voor ging zitten, kwam ik tot de verbazende vaststelling dat ik tijdens de eerste drieëndertig jaar van mijn leven in wel tien verschillende huizen of appartementen heb gewoond. Als kind van gescheiden ouders ervoer ik van jongs af aan hoe een mens twee plekken tegelijkertijd als een thuis kan beschouwen. Mijn thuisgevoel kende noodgedwongen enige flexibiliteit. Het gevoel reisde met me mee en nestelde zich op de banken en bedden van het huis waar ik die nacht in slaap zou vallen. Die flexibiliteit viel me zelden zwaar, integendeel. Een compact, wendbaar thuisgevoel is ontzettend handig. Ik kon en kan het naar eigen goeddunken open en dichtklappen, zoals een jack-in-a-box. Bijgevolg is het aantal plaatsen waar ik me ooit thuis heb gevoeld veel groter dan tien - gaande van een stoel aan een vieze keukentafel in mijn eerste studentenhuis in Leuven tot en met het zachtste, witste bed ooit in een hotel in Göteborg.

Een leven zonder flexibel thuisgevoel lijkt me een leven op de dool. Je ergens thuisvoelen betekent voor mij dat ik een plek in mijn leven integreer. Die plek - of dat nu een kamer, huis, straat of stad is - gaat deel van mijn verhaal uitmaken, maar ook ik word op mijn beurt opgenomen in de (on)geschreven annalen van de grond onder mijn voeten of het dak boven mijn hoofd; ik geef de omgeving zin én de omgeving geeft mij zin. Het huis waarin ik woon mag nog zo mooi, stevig en veilig zijn, als die beweging naar zingeving niet op gang komt, zal ik die plek nooit als een thuis beleven.

Jullie mails dwingen me om mijn ervaring van een thuisgevoel recht in de ogen te kijken. Toegegeven, tot nu toe benaderde ik het onderwerp vooral via zijwegen die me langs kranen, ruïnes en Ikea hebben geleid, in de hoop dat na verloop van tijd een verband, een essentie tussen de verschillende stukken zal bovendrijven - een essentie die ik op het einde van de rit waarschijnlijk niet in één slogan zal kunnen vatten. Een thuis laat zich niet in slagzinnen vangen omdat iedereen iets anders ziet, hoort, ruikt en voelt wanneer het woord wordt uitgesproken. In het beste geval levert een omschrijving van het woord een definitie op die tijdelijk kan dienen. Hoe wij wonen, waar wij wonen, waarom wij wonen en wat een thuisgevoel is, is immers aan tijd en plaats gebonden. Het onderwerp glipt als een nat stuk zeep uit je handen als je het te hard probeert vast te pakken, maar dat maakt het nu net zo boeiend.

Het voordeel van zijwegen is dat het vaak interessantere antwoorden oplevert dan een directe confrontatie met een onderwerp. Als ik het internet afschuim, lees ik dat mensen een thuis omschrijven als een plek waar ze graag en veel zijn. Maar wat betekent dat: ergens graag zijn? Een thuis is niet alleen een plek waar je de krant leest, televisie kijkt of samen met je gezin eet, evengoed eindigt je avond onder hetzelfde dak met een fikse ruzie. Dichtgegooide deuren trillen in hun hengsels, waardoor zelfs het huis een aandeel in de discussie lijkt op te eisen. Dat graag zijn verwijst dus niet alleen naar aangename gebeurtenissen. Ik vermoed dat het iets te maken heeft met de zingeving waarover ik eerder sprak. Mensen verbinden voorwerpen en kamers met herinneringen. Een thuis is een verhaal en zij voelen zich in een verhaal opgenomen.

Hoe waarheidsgetrouw is overigens de uitspraak dat een thuis de plek is waar iemand veel tijd doorbrengt? Wie buitenshuis een voltijdse baan uitoefent, spendeert vaak meer wakkere uren op de werkvloer dan thuis. Als we de slapende uren meetellen, helt de balans voor de meesten onder ons waarschijnlijk wel weer over in het voordeel van onze thuis. En dat slapen - dat behaaglijke bed - vind ik een belangrijk gegeven. Misschien is dat wel een van de belangrijkste kenmerken van een thuis: we durven er in slaap te vallen.

Een van mijn volgende blogberichten gaat over wonen in de stad - een plek die door veel mensen als een thuis wordt omschreven. Onlangs zei iemand tegen me dat ze de koffiebars in Brussel als een verlengstuk van haar woonkamer beschouwt. Zo'n alternatieve woonkamer, en bij uitbreiding de hele stad, hebben we echter veel minder onder controle dan ons eigen huis. Een stad legt haar plattegrond aan ons op en wij moeten ons in dat web van straatjes en gewoontes leren bewegen. Daarenboven delen we dat web met anderen. Het plekje op een bank op een plein dat je als het jouwe beschouwt, is niet alleen van jou. Iedereen mag er elk moment, ook op jouw moment, op gaan zitten.

Een stad strijkt je tegen de haren in. Je moet verdragen dat je onverwacht tegen het onverwachte aanbotst. Wie zich thuis voelt in de stad, geeft zich over aan haar ritme; slenteren in haar straten, doezelen in haar park, slapen onder haar daken. Maar de momenten waarop wij slenteren, doezelen of slapen, verschilt van persoon tot persoon. Alle inwoners definiëren en beleven hun thuisgevoel op een andere manier en op een ander moment. Dat is vast een van de redenen waarom de stad zelf nooit slaapt.

Groeten,

Ward

*Anna Dekker en Samuel de Zeeuw zijn twee van de drie gangmakers achter het Thuismakers Collectief. Het Collectief voert (onderzoeks)projecten uit rond het thema thuisgevoel. Ik nam contact met hen op naar aanleiding van mijn blogberichten over Hestia, een eerste stap naar bevlogen wonen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten