dinsdag 17 februari 2015

In plaats van een roman (stilte)


De stilte zoeken in de natuur is hot. Doe maar, denk ik dan. Geef mij liever de vertrouwde geluiden van de stad: een toeterende auto, het geroezemoes van een caféterras of spelende kinderen op een plein. Ik stel me ervoor open of sluit me af, al naargelang mijn goesting. De natuur heeft echter een streepje voor als het om wandelen gaat. Geen probater middel dan een wandeling in het groen als ik een (creatieve) knoop in mijn hoofd wil ontwarren.

Stilte, een modegril?

Stilte is in de mode. Plak het woord op een product en het krijgt als vanzelf diepgang en meerwaarde. We onthaasten in het buitenland, verzinnen woorden als me-time of doen aan slow cooking. Naar welke stilte zoeken we precies als we ons daaraan overgeven? Het schijnt me toe dat het in zulke gevallen niet zozeer om een hang naar stilte gaat, maar wel om rust. We willen ontsnappen aan de dwang van de klok. We willen de wijzers het zwijgen opleggen.

Als ik 's morgens op de trein naar het werk om me heen kijk, dan zie ik de meerderheid van de passagiers ietwat verdwaasd voor zich uit staren. Een deel leest hun ochtendhumeur weg met een krant, sommigen dommelen in en weer anderen vallen met een boek in hun handen in slaap. Een baan zadelt de meerderheid van de werknemers op met een dagindeling die tegen hun natuurlijke ritme indruist.

De stilte van de stad

Stilte vind je overal. Het grootste deel van mijn jeugd woonde ik in de stad. Het was vanzelfsprekend dat er winkels in de buurt waren, restaurants, scholen, bibliotheken, culturele centra en treinstations. Al die instanties, gebouwen en diensten zorgden voor rumoer; de ene omschrijft het als kabaal, de andere als geroezemoes.

Mijn moeder en ik woonden in een flat gebouwd in de jaren zeventig. Van het woord isolatienormen had men toen nog maar weinig gehoord. Het was er dan ook nooit echt stil. We hadden buren in alle vormen en kleuren boven, onder en links van ons wonen. Vaak konden we makkelijk raden waar in huis ze zich bevonden en wat ze aan het doen waren. Aan de rechterkant van het appartementsblok lag een weide waarop soms schapen graasden. En blaatten dat die beesten konden! Toch ervoer ik mijn jeugd als stil en rustig. De geluiden van de stad hoorden bij mijn leven. Het volume regelde ik zelf. Ik besliste hoeveel prikkels ik wel of niet toeliet.

De groene pletwals

Zijn steden tegennatuurlijk? Welnee, ze zijn door mensen gebouwd. Of je het geluid van de stad als opdringerig ervaart, verschilt van mens tot mens. Ik heb moeite met de klanken van de natuur. De volumeknop die ik in de stad zo goed controleer, vind ik niet in een tuin, park of bos. Groene geluiden - de wind die door de bomen waait, de regen die uit de lucht valt, ... - maken bokkensprongen. Ze zijn onvoorspelbaar en onregelmatig. Ik ben gestopt te proberen me daarvoor af te sluiten. Geluiden horen bij de natuur. Pas wanneer ik me daaraan durf over te geven, kan ik pas echt van bijvoorbeeld een wandeling genieten.

Wandelen kost geen moeite. Eens je het als kind onder de knie hebt, denk je er nog zelden bij na. Zodra je wandelt, schep je vrijheid en ruimte, fysiek en mentaal. Vertoef ik echter te lang in de natuur, dan heb ik het gevoel dat ik stik. Ik krijg dan het gevoel dat het groen zich als een net om me heen sluit, dat ik niet weg kan. Wandelen gaat nooit razendsnel en vluchten is tijdrovend. Steden lijken meer ontsnappingsroutes te bieden: stegen en straten, pashokjes en deuren die op slot kunnen.

Wandelen (en nietsdoen) met Virginia Woolf

Desondanks ervaar ik een wandeling in het groen als verkwikkender dan een wandeling in de stad. Zelfs al ken ik de straten uit mijn hoofd, dan nog vergt een stad altijd een zekere alertheid van me, al was het maar om te voorkomen dat een fiets, brommer of auto me aanrijdt. Een pad in een bos kan vol hindernissen liggen, maar een boomtak die de weg verspert, heeft geen gas- of rempedaal. Ik duw of leg hem opzij als ik mijn weg wil verder zetten.

Wandelen heeft ook veel gemeenschappelijk met nietsdoen. Toch zou bijna niemand die activiteit durven gelijk te stellen met een avondje thuis met een boek op de bank. Bij mij gebeurt in beide gevallen hetzelfde: mijn bewustzijn dommelt in en mijn onderbewustzijn ontwaakt. Oude verbanden worden losgetrokken en nieuwe worden aangegaan. Staar ik me blind op een probleem, dan is het tijd om te gaan wandelen, om die knopen in mijn kop met behulp van mijn benen te ontwarren. Ik geef me over aan gedachtestromen en onverwachte associaties en voel me zowaar verwant met Virginia Woolf. Haar dagboeken zijn geschreven door een zoekende ziel die haar pen als een wandelstok gebruikte. Door haar gedachtestromen neer te schrijven, leerde zichzelf telkens opnieuw zien in een nieuw licht.

Lees ook:
Een tuin
Geen tuin
Veel tuinen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten