woensdag 5 november 2014

Af en toe een zin

Ik was een keer in een wegrestaurant, langs Rijksweg 16, net buiten de stad, ik stopte bij een wegrestaurant, ik ging naar binnen en ging in de rij staan, er zat een Vietnamees achter de kassa, hij snapte bijna niks, dus schoot het maar niet op, dan zeiden ze tegen hem "één hamburger" en dan vroeg hij "Wat?", misschien was het de eerste dag dat hij daar werkte, ik weet het niet, dus ik begon maar wat om me heen te kijken, in dat wegrestaurant, er waren vijf of zes tafeltjes, en allemaal mensen die zaten te eten, al die verschillende gezichten en allemaal met iets anders voor zich, een kotelet, of een broodje, of chili, ze zaten allemaal te eten, en ze waren allemaal precies zo gekleed als ze zich wilden kleden, ze waren 's morgens opgestaan en hadden iets uitgekozen om aan te trekken, die ene rode blouse, en die jurk die zo strak om de tieten zit, precies wat ze wilden, en nu zaten ze daar, en elk van hen had een leven achter zich en een leven voor zich, ze passeerden alleen maar daarbinnen, morgen zouden ze alles weer van voren af aan doen, die blauwe blouse, die lange jurk, en die blonde met die sproeten had vast en zeker een moeder in een of ander ziekenhuis liggen, met allemaal onzinnige bloedonderzoeken, maar nu zat ze daar de frietjes die een beetje zwart waren aan de kant te schuiven en de krant te lezen die ze tegen de zoutpot in de vorm van een benzinepomp aan had gezet, en er was een kerel die een compleet honkbaltenue aanhad, hij had beslist al in geen jaren een honkbalveld betreden, hij was er met zijn zoon, een kleine jongen, en die gaf hij om de haverklap een tik tegen zijn hoofd, achter op zijn hoofd, elke keer zette het jongetje zijn petje weer op, een honkbalpetje, en dan pok, daar gaf zijn vader hem weer een tik, en dat allemaal terwijl ze zaten te eten, onder een televisie die aan de muur hing, en die uit stond, bij het geluid van de straat, dat met vlagen binnendrong, en in een hoek zaten twee heel chique mensen, in het grijs gekleed, twee mannen, en je kon duidelijk zien dat een van de twee zat te huilen, het was absurd, maar hij huilde, boven een biefstuk met friet, hij huilde stilletjes, en de ander gaf geen krimp, ook met een biefstuk voor zich, die zat alleen maar te eten, tot hij op een gegeven moment opstond, naar het aangrenzende tafeltje liep, de ketchupfles pakte, terugkeerde naar zijn plaats en voorzichtig, om niet op zijn grijze pak te knoeien, een beetje op het bord van de ander deed, degene die zat te huilen, en iets tegen hem fluisterde, ik weet niet wat, en daarna deed hij de fles weer dicht en aten ze weer verder, die twee in de hoek, en de rest om hen heen, en op de grond lag een platgetrapt kersenijsje, en op de deur van de wc hing een bord waarop buiten bedrijf stond, en ik keek dat allemaal zo aan en uiteraard kon je alleen maar denken dit is om te kotsen, jongens, het was om te kotsen, zo triest was het allemaal, maar wat me in plaats daarvan overkwam was dat ik, terwijl ik daar in de rij stond en die Vietnamees nog steeds nergens een snars van begreep, dat ik dacht God wat mooi, en ik kreeg zelfs een beetje zin om te lachen, potverdorie wat is dit allemaal mooi, echt allemaal, tot aan de laatste kruimel platgetrapte troep op de grond, tot aan het laatste smerige servetje, zonder te weten waarom, maar wel wetend dat het waar was, dat het allemaal verdomd mooi was.

Zin uit City van Alessandro Baricco.

2 opmerkingen:

  1. waw, alessandso!

    ik stuur je nog een gedicht, neo dit keer, maar passend in soms passeert een fietser, jouw enthousiasme heeft me geinspi... als je het niet leuk vindt dat ik je hiermee overdonder, zeggen, zeggen...

    omen
    aan de steentjesgooiende oude heks*

    binnensmonds mompelend
    terwijl het regent in mijn hoofd
    plooi ik onhandig de gele verpakking
    van mijn lievelingskaasje
    bouquet des moines val dieu
    anno 1216 met het rode lipje dicht
    maar val dieu glijdt uit mijn hand
    rolt pardoes op de grond oeps
    een voorteken een omen zeg ik
    straks horen de trollen me
    of de plaaggeest kludde of nog erger
    de wraakengelen van het woeste leger
    van ordebec in normandië

    ik moet stoppen met mopperen
    mijn vriendinnen stom mijn collega’s
    onnozel bart de wever ongelofelijke
    zever tegen de elegante heer
    die condoleancekaartjes verkoopt
    ter nagedachtenis van zijn vrouw
    zeg ik val dood in de marge
    vreemd telkens ik iemand verwens
    verplaatsen voorwerpen zich
    in mijn omgeving of ik word zelf
    verplaatst ik val ik struikel krijg
    een klap van een deur die ik
    niet zorgvuldig had gesloten

    envoi
    val dieu vraag ik nu
    dringend om een spreuk
    zodat mogelijke ongelukjes
    die mij in de toekomst
    zouden kunnen overkomen
    worden afgewend


    woensdag 5 november 2014
    • In de psychologische thriller De verdwijningen van Fred Vargas worden volgens een legende in het Normandische Ordebec mensen met een misdadig verleden door Het Woeste Leger, een soort troep van middeleeuwse wraakengelen, meegesleept, om niet lang daarna dood teruggevonden te worden.

    zoen yasmin

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Overdonder mijn blog maar met je klinkende poëzie. Delphine Lecompte meets Portulaan. Dat gevoel krijg ik bij het lezen van omen.

      Ook wat Hugo Claus en Absynthe Minded: http://wouter7.blogspot.be/2009/11/envoi-hugo-claus-absynthe-minded.html

      Verwijderen