zondag 5 oktober 2014

Romans van een zomer


De zomer liep op zijn eerste benen en ik nam me voor me weinig voor te nemen, behalve los gaan op Chandelier van Sia en veel lezen. Dat eerste lukte (en lukt) prima, dat tweede zo ongeveer. Vanzelfsprekend hield ik me niet aan de boekenlijst die ik zelf had samengesteld.

Nog voor mijn vakantie begon, vloog ik op een paar dagen tijd door Een zachte dood van Simone de Beauvoir. Ik kocht het samen met twee andere boeken van haar, beide non-fictie over het feminisme. Maar blah, daar had ik tijdens mijn laatste werkweek geen zin in. Het werd dus Een zachte dood, een relaas over het sterfbed van de Beauvoirs moeder. Verwacht geen zware, filosofische beschouwingen over de dood, maar wel een eerlijk, sober boek. De schrijfster analyseert niet alleen de vrouw die haar moeder was, maar ook zichzelf en hun onderlinge relatie. Wat is menswaardig leven? Wat is menswaardig sterven? De Beauvoir zet niet alleen vraagtekens, ze geeft ook onverbloemd haar eigen antwoorden, en die botsen meer dan eens met de visie van de medische wereld. De artsen beschouwen het als een overwinning als ze erin slagen haar moeder langer te laten leven, de Beauvoir wenst haar een snellere, zachte dood toe.

Na de Beauvoir las ik Spiegeldood, een kortverhalenbundel van Breyten Breytenbach. Deze zomer had ik zin in boeken over zee, zand, wind en wolk. Het eerste verhaal, Wiederholen, beantwoordde aan al die criteria. Breytenbach maakt van het strand een hoofdrolspeler. De personages van literair vlees en bloed spelen een bijrol. Die radicale keuze dompelt het verhaal onder in een mysterieuze sfeer. Een lezer wil zich met een hoofdrolspeler identificeren. Hoe doe je dat bij een kustlijn die geen herkenbare ogen, oren, neus of mond heeft? Alsnog zoog ik mijn empathische tentakels aan het verhaal vast en liet ik me meedrijven op de zee die Breytenbach onnavolgbaar beschrijft. Helaas konden niet alle verhalen aan die sterke opener tippen. Spiegeldood leest als een waaier van Breytenbachs kunnen. Een waaier die het verschil verkiest boven coherentie.

Ook Elfriede Jelinek, bekend van het verfilmde De pianiste, stak in mijn koffer. Ze is met drie boeken in mijn kast vertegenwoordigd, maar tot mijn schaamte moest ik bekennen dat ik er nog geen letter in had gelezen. Lust haalde de vakantiestapel. En dan nu: de eerste zin. Klaar?

Gordijnsluiers welven zich tussen de vrouw in haar huis en de overigen, die ook eigen woningen en eigen aardigheden bezitten.

Een zin die in verhouding tot wat volgt uitblinkt in eenvoud. Jelinek lees je niet tipsy van de rosé. Twintig bladzijden hield ik het vol. Waarover ging het? Een vrouw wordt door een man onderdrukt. Verder kwam ik niet. De zinnen wierpen me voortdurend van het spoor. Waar gaat dit toch over? Wie zegt dit? Wie denkt dat? Wahoebla? En toch, en toch: een intrigerend boek, een erg intrigerende stijl. Ik voelde me net zo toen ik Hartedier van Herta Müller las. Ik vind haar ondertussen een kanjer. Op sommige schrijvers moet ik kauwen voor ze 'klikken'. Jelinek is een kanjer die in de coulissen van mijn brein haar entrée geduldig voorbereidt.

Een zomer, daar hoorde ook een dartel boek van Charlotte Mutsaers bij. Deze keer werd het Rachels rokje. Net als Jelinek gebruikt ze een eigen taal en schept ze een al even eigen universum. Ze doet niet aan romans met een begin, midden en einde. Ze huppelt van de ene naar de andere scène, legt de rode draad in de marge en verdwaalt moedwillig in lange terzijdes. Mutsaers wervelt, zoals ook (Rachels) rokjes dat doen. Hoe zit dat nu met die Rachel? Wat heeft ze te vertellen? Iets over  de liefde voor mensen (een man bijvoorbeeld) en voor dingen (een rokje bijvoorbeeld). Critici zetten Mutsaers soms onterecht weg als een faits divers-dametje. Haar verwondering over het banale, alledaagse, anekdotische is net wat haar van andere schrijvers onderscheidt. Bij haar gaat het niet om wat je vertelt, maar hoe je het vertelt. Een topauteur vult een boek met een beschrijving van de plooien van een rokje.

Helemaal aan het einde van de zomer leende een collega me Vertedering van Jamal Ouariachi. Je weet wel, dat boek met die oranje-gele cover met poes. Ik kende de schrijver enkel van een foto in de krant met zijn donkere bril en een weelderige bos krullen. Vertedering is alles wat Rachels rokje niet is. Ouariachi vertederde me evenzeer. Hij serveert een steengoed verhaal over een (naamloos) hoofdpersonage met een agressieprobleem. De enige relatie die hij in stand kan houden is die met zijn moeder. Een man die vrouwen fysiek aanvalt kan op weinig tot geen empathie rekenen, maar Ouariachi zet het hoofdpersonage op zo'n manier neer dat ik me alsnog om zijn lot bekommerde. Toch is Vertedering geen verdediging van mannen die vrouwen slaan.

Elke zomer is er ook dat ene boek dat net ietsje boven de andere uitsteekt, een boek dat ik overal mee naartoe nam: in het gras, onder de rozen, naast het schaaltje met olijven en het glas rosé of in de strandstoel onder de notelaar. Dit jaar was dat Naar de stad, een kortverhalenbundel samengesteld door Annelies Verbeke en Sanneke van Hassel. Ze verzamelden 39 verhalen van evenveel auteurs. Op de voor- of achtergrond speelt de stad. Een plek die zowel hel als hemel is. Ik las auteurs die ik reeds ken en apprecieer (Alejandro Zambra, Lydia Davis en Jumpha Lahiri). Weer andere schrijvers stonden al erg lang op mijn moet-ik-eindelijk-eens-lezen lijst (Ali Smith, Colm Tóibín en Anna Enright). Daarnaast leerde ik enkele nieuwe namen kennen die me met hun spitsvondigheid verrasten (Olga Tokarczuk, Henrietta Rose-Innes en Asef Soltanzadeh). Ik zou elk verhaal kunnen prijzen, maar dat zou me te ver leiden. Ontdek de 39 parels liever zelf. Je loopt enkel het risico van kortverhalen te gaan houden. Ik vermoed dat het nog lang zal duren voor je een andere bundeling vindt die met zoveel liefde voor het genre is samengesteld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten