zondag 15 september 2013

Een slenterapologeet in Wenen


Ik hou van wandelen, maar niet van alle soorten. In mijn jeugd kreeg ik een hekel aan zondagse wandelingen. Die tochten draaiden altijd op hetzelfde uit. Na urenlang stappen, keerden we ons halverwege om. Vervolgens stapten we in omgekeerde richting dezelfde weg terug. Ik en wandelen, het was geen liefde op het eerste gezicht. 

Ik beticht Joke J. Hermsen ervan een fan te zijn van die verschrikkelijke wandelingen uit mijn jeugd.  Op de laatste bladzijde van haar essaybundel Stil de tijd schrijft ze het volgende:  
Wachten, vervelen, luieren, mijmeren, nadenken en nietsdoen, zijn vormen van ontvankelijke passiviteit waarmee men in deze rusteloze, door economie opgedreven tijden misschien weinig applaus zal oogsten, maar die (...) noodzakelijk bleken voor de mens en voor de wereld om niet te verstarren en te verharden.
Ik verveelde mij liever thuis voor het raam. Wees gerust, mijn familie heeft mij op verschillende zondagen ook op de vensterbank laten zitten. In gedachten legde ik kilometers af, terwijl ik geen stap hoefde te zetten. Op latere leeftijd heb ik alsnog de charmes van een mooie wandeling leren appreciëren. Dankzij Ikea ontdekte ik de uitgestippelde lus. Die fameuze lussen bleken ook in natuurgebieden en steden te bestaan. Pas als ik een lijn, kleur of pijl kon volgen, gaf ik mij over aan slenteren en verdwalen. Ik heb zelfs een voorkeur voor lussen op onbekend terrein.  

Valeria Luiselli sluit zich in haar essaybundel Valse papieren aan bij het pleidooi van Hermsen. Ook zij wil de menselijke rat race vertragen.  Ze houdt van fietsen, maar kan ook genieten van een doelloze wandeling. Ze betreurt het dat zulke wandelaars tegenwoordig van onregelmatig gedrag worden beschuldigd:
De voetganger zal zich het ritme van de stad moeten aanmeten en blijk moeten geven van dezelfde eenduidige intentie als de andere voorbijgangers. Elke onregelmatigheid van zijn pas maakt hem het doelwit van verdachtmakingen. Wie te langzaam loopt zou wel eens een misdaad kunnen beramen, een toerist zijn of verdwaald zijn geraakt. 
In de slenteraar verstopt zich met andere woorden een rebel of een creatieveling die de anderen doet stilstaan bij hun gejaagde wandelpas. Het voetpad is de plek om geïnspireerd te raken. Bij die bewering kan ik mij volmondig aansluiten. Op reis mag ik dan geen letter schrijven, mijn zintuigen schakelen als vanzelf een versnelling hoger. 

Vorig weekend wandelde ik drie dagen rond in Wenen, de slagroomstad van Europa. Katy Perry had er haar videoclip voor California girls kunnen opnemen en Nigella Lawson zal er vast en zeker ooit een kookboek aan wijden. Wenen gebruikt niet alleen slagroom om borden met sachertorte te verfraaien, ze smeert er ook haar culturele erfgoed mee in. Zelfs Sissi, het gezicht waarmee de toeristische sector je om de oren slaat, was een wandelende dot slagroom met haren die als een waterval over haar schouders vielen (aldus een reclamebord onderweg naar Schönbrunn).

De goede raad van Hermsen en Luiselli indachtig, haalde ik in de Weense straten de slenteraar in mij naar boven. Zo'n houding moest wel inspiratie opleveren. Bijna per ongeluk botste ik op de Karlskirche. Ik drentelde rond het Karlzplats Pavillion, een voormalig tramstation ontworpen door Secession-architect Otto Wagner, en plots zag ik tussen twee boomkruinen een slagroomkerk blinken. Volgens de reisgids keek ik naar de meest barokke kerk van de Oostenrijkse hoofdstad. 

Voor de renovatie van de kerk installeerde men in het midden van het gebouw een lift. Niet alleen werklui mogen hiervan gebruik maken, ook bezoekers krijgen de kans om de koepelfresco van Johann Michael Rottmayr van dichtbij te bekijken. Rottmayr schilderde de voorspraak van Carolus Borromeus. In de zestiende eeuw stond deze heilige de pestlijders van zijn diocees Milaan bij. Tegen het advies van de autoriteiten in, vroeg hij priesters, nonnen en monniken om de stad gedurende de plaag niet te verlaten. Op de fresco wordt hij gesteund door de Heilige Maagd Maria. Daarnaast zijn ook de vier kardinale deugden afgebeeld. Engeltjes met vlezige kontjes zetten de finale toef slagroom op het meesterwerk. 

Natuurlijk was die koepel prachtig, maar toen ik in Brussel landde, dacht ik slechts aan één ding: die lift. In het midden van een achttiende-eeuwse kerk in Wenen stond een lift van glimmend, grijs metaal. Dat tuig zorgde ook voor werkgelegenheid. Het werd bediend door een meisje. Soms drukte ze op het pijltje naar boven, dan weer op het pijltje naar beneden. 

Terwijl mijn bagage van de band rolde, dacht ik: over dat meisje moet ik iets schrijven.

De clip van California girls vind je hier.
Een virtuele tour van (o.a. de koepel van) de Karlskirche vind je hier.

2 opmerkingen:

  1. waw! heb niet alleen dagen nodig om me opnieuw in te duffelen in dit noordergrijs (alhoewel vandaag de zon schijnt!), maar weeeeken heb ik nodig om al je schrijfsels in detail na te lezen! bravissimo!

    yasmin



    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dag anemoon,

      Wie heeft literatuur nodig als je, zoals in jouw geval, kunt ronddwalen in Italië? Was het inspirerend?

      Groeten,

      Ward

      Verwijderen