![]() |
© Eelco van den Bergh |
Je
ontwaakt als een man van achttien, onderuitgezakt tegen een boom in het park.
Een fontein begint voorzichtig te spuiten. In flats en huizen wordt het licht
aangedaan. Armen gooien ramen en deuren open. Kinderen worden naar school
gebracht. Een junk zit aan het einde van een trip. Op café wordt een eerste
koffie geschonken, nog een bier getapt. De wind blaast een stadsplan in een
toeristengezicht. Pendelaars banen zich een weg naar een job in een toren – hun
zolen onderhouden het olifantenpad.
Een man met een grijparm plukt een naald uit
het gras en gooit het in een bak op wielen. Hij zegt: ‘Es-ce que tu viens avec
moi?’, maar je blijft naar de hemel staren. ‘J’espère que tu trouves ton ange,’
zegt hij. Een vrouw neemt een foto van het vuilnis in zijn bak. ‘Mais tu
fais quoi?!’ vraagt hij en hij sist en klapt in zijn handen. De vrouw neemt een
foto van hem. Straks hangt
hij aan een wasdraad naast een snapshot van het vuilnis; een duif op een
vensterbank; een jongen met Mickey Mouse-oren op zijn hoofd; springveren die
uit een versleten bed steken; een ouder koppel op de bus – ze dutten, leunen
zwaar tegen elkaar aan; een opwaaiende jurk en twee dikke, bleke benen; een
meisje dat haar hand naar een taart uitstrekt – haar vingerafdrukken op de
etalage komen het dichtst in de buurt.
Jij hebt alle letterkoekjes opgegeten. Je
maag maakt een pompende beweging. Je stembanden trillen. Een woord werkt zich
naar boven en gaat op je tong liggen. Je spuwt het uit en raakt een struik. Hij
blijkt gemaakt van spaanderplaat en valt met een klap op de grond. Het
houtskelet hangt hulpeloos in de lucht. De cameraman die zich achter de struik
had verstopt, wordt niet langer aan je oog onttrokken. Hij komt naar je toe en
zoomt in op je mond. Langszij staat de regisseur druk te gebaren. Je weegt je
woorden, spreekt ze uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten