dinsdag 3 maart 2015

In plaats van een roman (veel tuinen)


Waar komt mijn interesse voor tuinen vandaan? Met de paplepel ingegeven, of toch niet? Mijn vader was een tuinman vóór tuinieren door hipsters werd omarmd. Spoorde hij me aan tot spitten, planten of snoeien? Een onderzoek, deel 2. 

Mijn vader, een tuinman

Mijn vader was een tuinman. Zijn eerste huis had een kleine stadstuin, zijn laatste een domein dat ooit een park was geweest. Hij was de tuinhype voor. Eind jaren tachtig kocht hij al magazines om zich te laten inspireren. Hij dacht na over wat hij waar plantte en had een voorkeur voor bloemen. Ik ging graag met hem mee naar het tuincentrum om planten te kiezen. Ik had een zwak voor grootmoederbloemen: pelargoniums, viooltjes, lobelia's, Afrikaantjes en begonia's. Mijn lievelingsbloem was de rode petunia met witte strepen. Ze deed met denken aan de Coca Cola-parasols met witte franjes die je vroeger op de terrassen van tavernes aan de kust zag.

Tijdens het winkelen beloofde ik mijn vader dat ik hem in de tuin zou helpen. Eens thuis had ik het te druk met spelen, televisie kijken of nietsdoen. Hij moest me aanporren voor ik de klus, halfslachtig, klaarde. Ik wrikte de planten los uit de zwarte, plastic bakjes en stak ze in de putjes van de bedden die hij voor me had voorbereid. Dat gewroet in de aarde leek me vooral leuk als ik het anderen zag doen. Ik had een hekel aan het borsteltje met de harde, witte haren waarmee ik de aarde onder mijn nagels vandaan moest krijgen.

Hitte en mistral

Mijn vader bracht een deel van zijn leven door in Le Beaucet, een dorp in de Provence. Aan de ene kant van zijn huis was een olijfgaard, aan de andere een wijngaard. Langs de oprit groeide lavendel. De luiken van het huis verfde hij paars. De zon verbleekte de verf waardoor de kleur steeds meer op die van de lavendelbloemen ging lijken. De Provençaalse zomers waren heet en winderig, en niet alles gedijde zomaar in de tuin. De mistral maakte niet alleen de mensen nukkig, ook de bloemen gingen er plat van liggen.

Mijn vader vroeg me regelmatig om hulp. Hij gaf me typische puber-klusjes: was ophangen, afwassen, de tafel dekken of dieren verzorgen. Op het erf liepen maltezers, Deense doggen, poezen, kippen, eenden, zwanen en geiten rond. Als ik het er goed vanaf bracht, kreeg ik enkele francs waarmee ik in de plaatselijke bar tabac Street Fighter kon spelen. Het werk in de tuin nam hij alleen voor zijn rekening. Misschien was tuinieren voor hem wel wat wandelen is voor een ander. Een tuinman wordt tijdens zijn werkzaamheden met rust gelaten.

Een Japanse kerselaar en een brugje

De mooiste herinneringen bewaar ik niet aan de Provence, maar aan de plek waar mijn vader net voordien woonde: een herenhuis met een ommuurde tuin. In het midden van het gazon stond een oude Japanse kerselaar. Onze witte poes, Robbedoes, scherpte haar nagels aan de stam. Het was de enige boom waarin ik durfde te klimmen. Als ik in de lente hoog genoeg klom, zat ik op een bloesemende tak die boven een van de vijvers hing. Op minder dan een maand tijd vielen alle bloesems op de grond. Het gazon veranderde in een zachtroze tapijt.

Over het water liep een brugje met spijlen in de vorm van wijnranken. In de vijvers zwommen koi's, spuwde een fontein dunne waterstralen omhoog en bloeiden waterlelies. In de winter vroren de vijvers dicht en gleed ik met mijn laarzen over het oppervlak. Onder het ijs zag ik de vissen bewegingsloos in het water zitten.

Als ik mijn vader ergens dankbaar voor moet zijn, dan wel voor zijn tuinen. Het waren plekken waar ik mijn eerste bloemen plantte, op houtstapels klom, verstoppertje speelde en vrijlijk kon nadenken en lanterfanten.

Lees ook:
Een tuin
Stilte
Geen tuin

2 opmerkingen:

  1. Maandag, 24 februari 2003
    (Helleborus)

    Ontdekte een paar dagen geleden in het winkeltje op de Beestenmarkt een plant met verrukkelijke, fragiel-witte bloempjes, aangeboden in een gevlochten tenen mand. De zon scheen onverwachts in mijn ogen, het plein leek te baden in zeeën van licht. ‘Helleborus Niger’, las ik met enige moeite op het bijhorende plaatje. Het mandje kostte zeven euro, vijftig cent. ‘Driehonderd oude Belgische franken’, rekende ik uit mijn hoofd. Toch wel een beetje duur.

    Weet ondertussen al de Nederlandse naam van het plantje: Helleborus Niger = Kerstroos. Er bestaan, volgens de website van Easytuin, vier soorten Helleborus: Helleborus Argutfolius (in het Nederlands heet dit: Nieskruid!), Helleborus Foetides (Stinkend Nieskruid!), Helleborus Niger (mijn schitterende Kerstroos) en Helleborus Orientalis, een variant met blauwpaarsrode bloemen. Helleborus Niger is een vaste plant, kan tien jaar in een tuintje bloeien.

    Goed zo, dacht ik. Kopen. Want binnen tien jaar woon ik hier misschien niet meer, woon ik in Italië, of in Oostende, of in een onooglijk klein Ardens dorp, met een naam als Neuville-Sous-Huy of Orp-Le-Grand. Ofwel lig ik onder de grond en word ik zelf een plantje.

    Ach, mijn cynisme is, geloof ik, een beetje goedkoop.

    Toch ervaar ik, terwijl ik dit zinnetje neerschrijf, een achterliggend dwingend gevoel van: 'ik moet mijn angst, mijn doodsangst overwinnen, ik moet, moet dit overwinnen’.

    ‘Vaincre l’anxiété’, zoals ‘Le Nouvel Observateur’, het lievelingsmagazine van A., het bijna gelijkluidend thema voor de maand februari aankondigt.

    Want de maand februari is de maand van de depressies, van de onverklaarbare angsten, van overdaad aan verdriet.


    Yasse

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een schitterende reactie! Hoewel ... is reactie het juiste woord? Jij schreef dit meer dan tien jaar geleden. Het is een geruststellende gedachte te weten dat reacties jarenlang kunnen sluimeren voor ze in roulatie worden gebracht.

      Verwijderen