Maandag 26 oktober
1996, 8:23u, België
Je
trekt een voelspriet uit het kopje van de vlinder, een vleugel uit het lijfje.
De poten spartelen als een gek. Je legt hem op het terras en haalt een
vergrootglas uit je broekzak. Je bundelt de stralen van de zon in het glas en
richt het brandpunt op de vlinder. Hij probeert weg te vliegen, maar komt amper
vooruit. Hij lijkt op een klapperend pannenkoekje. Uit het lijfje stijgt een
rookpluim op. Of is het een vlag van ik geef me over – even wit als de
uitgetrokken vleugel die je moeder later die dag op het terras vindt en verwart
met een rozenblad.
Je
verdraagt niet nog een dag op het veld met je vader. Het tellen van hoeveel
centimeters gegroeid. Maïs groeit volgens jou alleen als niemand kijkt of meet.
Je vader denkt daar anders over. Hij dwingt je steeds dieper in het veld en je
denkt: dit kan niet blijven duren, op een dag raak ik hier nooit meer uit. In
het midden van het veld dacht je ooit het geluid van troost te horen, maar nu
stel je die interpretatie bij: wat je hoort is het geluid van
onverschilligheid. De kolven harden onder de zon.
Meer lezen? Klik hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten