Maandag 26 oktober 1996,
8:07u, België
Je
wordt door zweet gewekt en denkt: dit kan niet blijven duren. Zelfs het ontbijt
valt in herhaling: geroosterd brood en aardbeienjam. Welke dag is het vandaag?
Je durft het je moeder niet te vragen, behalve: ‘Mag ik van tafel gaan?’ Ze
zegt dat het voor één keer kan, vraagt of je je wel lekker voelt, vraagt of ze
een appel voor je schillen moet. Je krijgt het antwoord amper over je lippen.
Ze zegt: ‘Je vader verwacht je over een uur op het veld.’
In
de tuin probeer je met een tomaat te spreken. Ze houdt haar onrijpe lippen op
elkaar. Je vraagt de witte roos hoe het met haar gaat. Plots krult ze haar
blaadjes naar binnen. Ligt het aan de wind? Het bladerdek van de appelboom ruist
niet. Misschien kun je aan je vinger likken? Nee, dat durf je niet. Ondertussen
heeft een spin een web tussen je duim en je pink gesponnen. Een vlinder landt
op de rug van je hand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten