donderdag 15 juni 2017

Boek herlezen: 84, Charing Cross Road van Helene Hanff

84, Charing Cross Road
Als je toevallig langs Charing Cross Road 84 komt, kus het van me! Ik ben het zoveel verschuldigd. Helene Hanff
 *

Op de eerste blanco pagina van het boek 84, Charing Cross Road staat in potlood geschreven rumoer in de keuken. Ik herken het handschrift als dat van de vriendin van wie ik het boek leende. Aantekeningen, hoe kun je daar niet van houden? Ik zoek ernaar in boeken uit de bibliotheek of in kringwinkelexemplaren. In mijn hoofd maken ze allerlei vragen los. Wie of wat veroorzaakte het rumoer? Werd de vaststelling met pret of ergernis neergekrabbeld? Waarom moest dit op het eerste gezicht weinig opzienbarende voorval worden bewaard voor later, voor altijd? Of zoek ik het te ver en testte mijn vriendin enkel de punt van een potlood? rumoer in de keuken, de eerste vier woorden die in haar opkwamen.

Geen wonder dat ik zo weinig boeken uitlees. Ik ben te snel afgeleid, ook nu. Al valt het deze keer nogal mee. 84, Charing Cross Road heb ik ondertussen twee keer uitgelezen. Dat klinkt stoerder dan het is. De uitgave past in de binnenzak van een jas en telt net geen 135 pagina’s. Het boek bundelt een selectie uit de correspondentie tussen Helene Hanff, een auteur uit New York, en Frank Doel, een werknemer van het antiquariaat Marks & Co in Londen. In 1949 post Hanff de eerste brief. Ze is op dat moment een weinig succesvolle schrijfster van toneelscripts. Haar brief is een reactie op een advertentie in de Saturday Review of Literature. Ze is op zoek naar een aantal antiquarische titels van Britse auteurs en hoopt dat Marks & Co die in voorraad heeft. Ze mag dan arm zijn, tegen een boek (+ sigaret + Martini) zegt ze nooit nee. Er is slechts één voorwaarde: de prijs, die is liefst zo laag mogelijk.

In 1969, na ontvangst van de laatste brief, gaat Hanff met het materiaal van de correspondentie aan de slag. Er zit een kortverhaal, denkt ze. Het uiteindelijke resultaat valt langer uit dan gepland en hoort thuis op de afdeling non-fictie. Ze doopt het 84, Charing Cross Road, naar het adres van Marks & Co. Het boek is een instant succes. In 1981 bewerkt James-Roose Evans het verhaal voor het theater, in 1987 volgt de verfilming met in de hoofdrollen Anne Bancroft en Anthony Hopkins. Of hoe het kan verkeren voor Hanff die zichzelf begin jaren zestig in haar memoires Underfoot in Show Business neerzette als het typevoorbeeld van een getalenteerd, maar mislukt schrijfster.

*

Ik wilde 84, Charing Cross Road voor mezelf aanschaffen, maar omdat ik rond die tijd al zoveel nieuwe boeken had gekocht, zei ik ja toen de verkoopster me vroeg: ‘Pakske maken?’ Ik deed het cadeau aan de snelste lezeres in mijn vriendenkring. Dat gaf me de garantie dat ik het op relatief korte termijn van haar kon lenen. Nu het zover is, bots ik op nieuwe problemen. Waar moet ik met mijn aantekeningen blijven? Hoe kan ik mijn favoriete zinnen onderlijnen? Soms zeg ik tegen mezelf: wat denk je van een lijntje … eentje maar … in potlood! Ik gom het uit wanneer (als?) ik het boek (ooit?) teruggeef.

Nee nee, datgaatniet-datmagniet-datisonbeleefd, op het leen-stelen van een boek staat een postuum pak slaag van Hanff. Over aantekeningen maken in andermans eigendom valt met haar, eveneens postuum, wél te praten. Ze was er, net als ik, dol op. Zoals ze ook hield van de pagina waarop een tweehandsboek openvalt als je het losjes in je handen houdt. Hanff herkende daarin een wegwijzer die haar naar het favoriete fragment van de vorige eigenaar leidde.

*

Dat verdomde rumoer in de keuken, wat moet ik ermee? Meestal heb ik genoeg aan mijn verbeelding, maar deze keer vind ik geen rust voor al mijn vragen beantwoord zijn. Het vervelende aan antwoorden is dat ze de verbeelding lamleggen. Een opoffering waartoe ik als lid van generatie Y bereid ben. Ik wil alle antwoorden op alle vragen aan Facebook-snelheid. Of in dit geval: Whatsapp.


*

Op 25 maart 1950 schrijft Hanff: ‘Met de lente in aantocht heb ik behoefte aan een boek met liefdesgedichten. Geen Keats OF Shelley, stuur me dichters die de liefde kunnen bedrijven zonder gekwijl (…).’ Ze krijgt ook een boek voor de lente … van 1951, wanneer  Doel in de bibliotheek van een Engels landhuis een bundel Elizabethaanse liefdespoëzie vindt. In de jaren vijftig was geduld nog een woord met gewicht. Stel je voor dat ik vandaag bij een boekhandelaar aan de andere kant van de oceaan met een handgeschreven brief een boek bestel. Hoe groot is de kans dat hij me onder de bad jokes klasseert? Een boek laat zich tegenwoordig met één muisklik overal ter wereld kopen. Als het even meezit, valt het een dag later in de brievenbus.

Het contact met mijn lokale zelfstandige boekhandelaar beperkt zich tot korte Facebookchats met in het beste geval hoofdletters, leestekens en correcte spelling. In tegenstelling tot Hanff en Doel komen wij niet aan persoonlijke onthullingen toe. Zijn voornaam – hij heet Ed! – is het enige dat ik tot dusver over hem te weten ben gekomen. Als je dat als een onthulling beschouwt, is bij deze de rek uit dat woord voorgoed verdwenen. Vroeger was het beter. Dat was de tijd waarin mensen echte brieven schreven. Op het gevaar af vanaf hier als een oude zak te klinken doe ik er het zwijgen toe.


Misschien zit in de vaststelling dat Ed en ik geen zielsverwanten zijn geworden ook de verklaring waarom ik de correspondentie in 84, Charing Cross Road benijd. Van gedachten wisselen over een passie, in dit geval: literatuur, is een gedeeld plezier van alle tijden, of dat nu face-to-face, per brief, telefoon of mail gebeurt. Hoewel ik, in tegenstelling tot Hanff, niet zo krap bij kas zit dat ik moet kiezen tussen een boek of een kroon op mijn tand, kan ik me wel inleven in haar dilemma. Zij kiest, met tegenzin, voor de kroon. Ik geef, met tegenzin, haar boek cadeau om te vermijden dat ik thuis een ‘Heb je nu alweer een boek gekocht?’ op mijn dak krijg. Keuzes, keuzes! Er zijn, niet te vergeten, ook echte problemen in de wereld, zoals oorlog, armoede, honger en Trump (tot 2021). Desalniettemin ontbreekt het me nog steeds aan een literaire penvriend. Ed? Iemand? Allé!

Helene?

*

Door al dat gezellige geklets over literatuur ga ik haast vergeten dat de correspondentie tussen Hanff en Doel kort na de Tweede Wereldoorlog begint. De sfeer van die naoorlogse jaren is voelbaar in details die ze bijna terloops vermelden. Uit hun brieven blijkt dat de Britse overheid bepaalde voedingsmiddelen rantsoeneert. Elke Brit heeft onder andere recht op één ei per maand. Onvoorstelbaar, vindt Hanff. Om Marks & Co voor alle hulp te bedanken, stuurt ze het personeel voor de feestdagen pakketten met verse eieren. Brief per brief, pakket per pakket masseert ze de stiff upper lip van Doel tot een smile. De aanhef van zijn eerste brief is nog ‘Geachte Madame’ – formeel, zoals het een man in dienst van een gerespecteerd antiquariaat betaamt. Waarop Hanff in haar tweede brief ps’t: ‘Ik hoop dat bij u ‘madam’ iets anders betekent dan hier.’ ‘Geachte Madame’ wordt ‘Beste miss Hanff’ wordt ‘Beste Helene’ wordt ‘Lieve Helene komma Het was fijn weer iets van je te horen punt Ja komma we zitten hier nog steeds komma worden ouder en krijgen het drukker geen komma maar we worden niet rijk punt’.

Het personeel dankt Hanff uitgebreid voor de eieren, maar in haar reactie wuift ze hun bedankingen weg. Het boek dat Marks & Co haar voor kerst cadeau geeft, is in haar ogen pas echt waardevol. Een ei bezorgt je in het beste geval een kortstondig genot, vindt ze, een boek heb je voor de rest van je leven. Als ze er zelf niet meer is, komt het in de bibliotheek van een andere lezer terecht. Een romantische gedachte, en ik wil er graag samen met haar in geloven, maar de realiteit is boeken vaak minder gunstig gezind. Collecties raken verloren, belanden bij het oud papier of gaan in vlammen op. Zelfs 84 Charing Cross Road is een selectie, geen integrale publicatie van een correspondentie. Sommige brieven, geeft Hanff toe, is ze kwijtgeraakt. Andere berichten en reacties halen de finale versie niet. Elke keuze staat in de dienst van de spanningsboog die ze fijntjes in haar brievenboek smokkelt. Ze neemt niet alleen brieven van zichzelf en Doel op, maar ook van andere penvrienden, zoals Cecily Farr, een  collega van Doel. Farr bezweert haar niemand over hun briefwisseling te vertellen. Ze is bang dat Doel jaloers zal reageren.


De lacunes en intriges in 84 Charing Cross Road zorgen ervoor dat ik blijf doorlezen. De drager van de boodschappen – de brief – prikkelt sowieso mijn nieuwsgierigheid. Wat is er intiemer dan een handgeschreven woord? Lezen is in dit geval toegelaten, en toch kan ik af en toe de gedachte niet van me afschudden dat ik dingen lees dat niet voor mijn ogen zijn bestemd. Tot ik besef dat het een boek is, een constructie van een auteur gemaakt met stukjes realiteit. Een beetje zoals bij een roman. Misschien wel net zoals bij een roman, maar dan anders.

*

‘Schrijf me alsjeblieft en vertel me over Londen,’ vraagt Hanff in haar brief van 10 april 1950, ‘ik leef toe naar de dag dat ik uit de boottrein stap en smerige trottoirs onder mijn voeten voel. Ik wil op Berkeley Square lopen en door Wimpole Street en ik wil in de St. Paul’s staan waar John Donne heeft gepredikt en ik wil op die treden zitten waar Elizabeth ging zitten toen ze weigerde de Tower binnen te gaan, van die dingen. Een journalist die ik ken, die gedurende de oorlog in Londen was gestationeerd, zegt dat toeristen naar Engeland gaan met voorgekauwde ideeën, zo dat ze altijd precies zullen vinden waar ze naar op zoek zijn. Ik zei hem dat ik op zoek ging naar het Engeland van de Engelse literatuur, en hij zei toen: “Dan zul je het vinden.” ‘.

Een chronisch gebrek aan geld en gezonde tanden zorgen ervoor dat Hanff pas in 1971 Londen aandoet tijdens de promotietournee voor 84, Charing Cross Road. Marks & Co heeft tegen die tijd de boeken gesloten. Doodzonde … of niet? In een brief bekent Hanff aan een vriendin dat ze de drieduizend mijlen die haar van Engeland scheiden als een voordeel beschouwt. De onmogelijkheid van een ontmoeting met Doel, en dan vooral de gêne die daarbij de kop op kan steken, geeft haar de vrijheid hem de gekste dingen te schrijven. Ze vraagt vrienden die naar Londen reizen in haar plaats het antiquariaat te bezoeken. Hun brieven en ansichtkaarten heffen die drieduizend mijlen tijdelijk op, dan lijkt Londen voor haar dichterbij dan New York.

*

Lezen/leven doe je op een tweedehandsbank in een flat in New York, aldus Hanff. Een boek is interessanter dan de realiteit omdat het fragmenten van het leven in woorden vat. De kunstenaar is met andere woorden de conservator van het vluchtige voorval – en wat is het leven meer dan een aaneenschakeling van zulke voorvallen? De schrijver pakt ze vast en gaat ze kantelen, uitrekken, onderzoeken en beschrijven. Daardoor overstijgt een voorval de realiteit waarin het verschijnt. Het wordt duurzaam, bijzonder, kostbaar zelfs. Onder invloed van een boek gaat een lezer op een andere manier lezen/leven. Hij leert de diepte van het vluchtige peilen.

Hanff reageert dan ook ontzet wanneer een vlijtige bibliothecaresse weigert haar een werk van de Brit Izaak Walton uit te lenen. Ze mag het boek enkel ter plekke lezen. ‘Gaat u maar zitten in kamer 315,’ zegt het meisje. ‘En lees het hele boek zonder kop koffie, een sigaret of frisse lucht,’ voegt Hanff daar in gedachte aan toe. AMEN, Helene! schiet door mijn hoofd wanneer ik die passage lees. Zoals elke generatie Y-er droomde ik ooit van een leven in een koffiebar
·      met een MacBook voor mijn neus
·      een koptelefoon om mijn nek
·      het geluid van rochelende koffiemachines op de achtergrond
·      lattékunst die aan mijn bovenlip blijft plakken
·      en barista’s met tatoeages en baarden
Check, check, check, check en dubbelcheck. Daar, aan dat ruw houten tafeltje, ontstaat literatuur en krijg ik ikweetniethoeveelboeken gelezen, dacht ik. Vergeet het. Als er één plek is waar ik geen letter krijg geschreven of gelezen, dan is het wel in een koffiebar. Waarom zou ik me daarmee bezighouden als ik naar barista’s met tatoeages en baarden kan kijken? De bakvis uithangen – stopt dit ooit? – lukt me prima buitenshuis. Schrijven en lezen daarentegen doe ik thuis op een tweehandsbank in Hasselt.

*

aan het typen …
Niet lang meer nu.
aan het typen …
Komaan komaan!
aan het typen …
gaatnaarFacebookgaatnaarGoodreadsgaatnaarOutlookenopnieuw
PING!


Over de kracht van één Whatsapp-ping gesproken! Plots dient zich een Russisch zwaargewicht aan. rumoer in de keuken, een vers uit een brief van mijn vriendin aan de dichter Joseph Brodsky. Naar alle waarschijnlijkheid staat zijn werk niet in de kast van Hanff, daarvoor is hij niet Brits genoeg. Jammer, want Brodsky heeft een schitterend gedicht geschreven over inktvissen op de barbecue. Of zonder barbecue. Ik weet het niet meer precies en ben te lui bij deze temperaturen zijn verzameld werk uit de kast te halen. Andere keer, pinky swear.

Het ene boek verwijst naar het andere, dat staat nu wel vast. Soms gebeurt dat expliciet, zoals bij Diana Athill die over Hanff schrijft in Stet, de memoires over haar carrière als redactrice bij André Deutsch Limited, de uitgeverij die als eerste 84 Charing Cross Road in Engeland publiceerde. Soms gebeurt het impliciet, al is het niet altijd makkelijk daarop snelsnel een vinger te leggen. Schrijvers recycleren voortdurend zinsneden, plotlijnen of personages uit klassiekers, maar minstens even vaak is het de lezer die boeken of auteurs met elkaar verbindt die op het eerste gezicht niets met elkaar hebben te maken. Zoals mijn vriendin die op de eerste blanco bladzijde van Hanffs boek vier woorden neerpende en daardoor een link met Brodsky legde. Zoals Hanff zelf die in 84 Charing Cross Road voortdurend lucht geeft aan haar ervaringen als lezer. De pen, een wapen van de schrijver? Absoluut, maar hij deelt het met de lezer.

In geen tijd word ik omringd door aangenaam gezelschap: Helene Hanff, Frank Doel, Joseph Brodsky en Diana Athill. De ene auteur verwijst naar de andere, het ene boek drukt zich tegen het andere aan, enzoverder enzovoort. In het midden van die gigantische omhelzing van de literatuur staat de lezer, sta jij, ik, staan wij.

*

Ondertussen plakt mijn geleende exemplaar van 84, Charing Cross Road vol met post-its. De gele strookjes hangen als vleugels uit het boek. Desondanks slaagt geen rukwind erin het op te tillen. Aan het raam kan het niet liggen, dat staat hier voortdurend open. De vliegroute naar mijn boekenkast is vrij, de plek tussen Knut Hamsun en Joanne Harris uitgespaard. Waarop ik denk: tijd voor een Facebookbericht naar Ed. ‘Kun je me een exemplaar van 84, Charing Cross Road vinden? Ik red het niet meer zonder.’ Dat doe ik uiteindelijk niet. In plaats daarvan ga ik naar de winkel om de bestelling persoonlijk te plaatsen. Ed is er niet. Tegen de dame aan de kassa beken ik: ‘Ik heb een blogbericht over jullie geschreven.’ Misschien wel het begin van een boek met als titel 83 Maastrichterstraat.

Van mijn vriendin krijg ik een mail. Of ik het boek dat ze me voor Kerstmis gaf al heb uitgelezen. Wat ik ervan vind. Of ze het mag lenen, voor onbepaalde tijd.


Meer lezen? Klik hier

2 opmerkingen:

  1. ik heb de film al duizend keer gezien, ik beloof je dat ik dit boek snel zal aanschaffen - ik heb van dit stuk genoten.

    (wat je schrijft over aantekeningen en streepjes maken in boeken: dat is waarom ik nooit boeken leen. ook niet van de bieb. als ik toch iets leen & ik vind het mooi, lever ik het snel weer in en koop het boek alsnog.. ik wil streepjes kunnen zetten!)

    (ik schrijf nogal altijd brieven. met de hand, met vulpen. eerlijk.)

    (toevallig lees ik nu lispectors 'de ontdekking van de wereld' en hermsens filosofie-maand-essay.)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik heb de film nog nooit gezien, niet te geloven hé? Maar ik wil er snel verandering in brengen. Op Youtube heb ik hem gevonden, maar wel met een wit licht in het midden, alsof ik de hele film lang op de stoel van een overijverige rechercheur zit. Ook ik schrijf nog brieven als ik er tijd voor kan maken. Brieven schrijven is leuk, brieven ontvangen nog leuker.

      Verwijderen