Ik boog me over de rand van de boot naar het wateroppervlak, dat zachtjes mijn haarvlecht oppakte, en opeens leek het me heel goed mogelijk dat je langs de stengel van een waterlelie naar de diepte kon klimmen, en dat die diepte uitkwam bij de Oude Wereld. Ik geloofde best dat de aarde was dubbelgeklapt. Dat je er gewoon vertrouwen in moest hebben dat door het water een kortere weg was dan eroverheen, dat je goed je adem in moest houden en afdalen, langs eenden, muskusratten en waterranonkels, van het licht naar het stikdonker, maar dat het daarna weer langzaam licht zou worden. Zo treuzelde en mijmerde ik, tot de boot wankelde en ik een brakke slok proefde.
Fragment uit Roundhay, tuinscène van Marente de Moor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten