Kadaver 2
Tijdens
een wandeling in het Viktoriapark in
Kreuzberg rolt er
plots een dode muis van de helling. Ze komt vlak voor mijn voeten tot
stilstand. Ik schrik me een hoedje, onderdruk een gil. Ik loop snel verder,
maar werp een minuutje later een blik over mijn schouder. De muis ligt er nog
steeds. In de bosjes zie ik geen giechelende kwajongens zitten, geen beest dat naar
een verloren prooi zoekt. Ik weet het nu wel zeker: de (dode) dieren nemen
wraak op mij. Ik heb te veel gedichten over hen geschreven. Ze hebben mijn
internetgeschiedenis uitgepluisd en vellen een onverbiddelijk oordeel over mijn
zoekgedrag: ik betoon de laatste tijd te veel interesse in taxidermie*.
* Desondanks schrijf ik kort na mijn terugkeer uit Berlijn volgend gedicht: wij geven het beste van onszelf/pas onder de lakens weg/de imitatie van het opgezette dier/voor het laatst op schoolreis gezien/wij herinneren ons de verwonderde blik in hun ogen/al gebruikten wij daarvoor toen andere woorden/kapot oud stuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten