zondag 16 maart 2014

Verwantschap (deel 1) - over Joanne Harris, Erwin Mortier en Annelies Verbeke

Of ik me verwant voel met bepaalde schrijvers? Die vraag stelde iemand me deze week. Mijn gesprekspartner van die dag omschrijft zichzelf als een proustien. Maandenlang verdiepte hij zich in Op zoek naar de verloren tijd. Hij wilde geen passage onnauwkeurig lezen of overslaan. Mettertijd kwam hij ook steeds meer over het leven van Proust te weten. Praten over de schrijver, was bijna als praten over iemand die hij goed had gekend. Of ik dat gevoel herkende?

Verwantschap voelen, wat betekent dat precies? Is het een verregaande vorm van (h)erkenning van een andere schrijver? Een identificatie? Dat laatste ging mijn gesprekspartner te ver. Hij hoedt zich voor bewondering of adoratie voor iconen. Dat is eerder iets voor bakvissen en Justin Bieber.

In 2000 raakte ik in de ban van de film Chocolat met Juliette Binoche. Nadien zag ik dat het verhaal op de gelijknamige roman van Joanne Harris is gebaseerd. Ze beheerst de kunst om over eten en drinken te schrijven zonder zich van clichés te bedienen.

Deze mond, met zijn zweem van bitterheid, zal mijn pittige sinaasappelschilletjes waarderen; die, met de lieve glimlach, de abrikozenharten die van binnen zacht zijn; dat meisje met het verwaaide haar zal de mediants heerlijk vinden; die levendige, montere vrouw de chocolade met paranoten. Voor Guillaume zijn het de florentines, keurig opgegeten boven een schoteltje in zijn nette vrijgezellenhuis. Narcisses voorkeur voor duotruffels wijst op het zachtmoedige hart onder het norse uiterlijk. Caroline Clairmont zal vannacht van krokante carameltoffees dromen en hongerig en prikkelbaar wakker worden. En de kinderen ... Chocoladekrullen, witte flikjes met gekleurde vermicelli, pain d'épice met vergulde randjes, marsepeinen vruchten in nestjes van geribbeld papier, pindabrokken, rotsjes, krakelingen, gemengde mislukkingen in pondsdozen ... Ik verkoop dromen, kleine luxe zaken, zoete onschuldige verlokkingen die een grote menigte heiligen met een smak op aarde doen neerkomen tussen de hazelnoten en de nogatines ... 

Ook de andere romans van Harris bleken geen veredelde kookboeken. Haar verhalen worden gedreven door de manier waarop personages koken en eten. Ze prikkelt niet alleen mijn verbeelding, maar ook mijn neus en smaakpapillen. Schrijven deed ik in die tijd zelf nog niet, maar de zintuiglijkheid van Harris' teksten heeft sporen in mijn eigen werk nagelaten.

Negen jaar later schudde een andere auteur mijn wereld door elkaar. Zijn verhaal lezen zette me zelfs aan zelf te schrijven. Tijdens het passa porta festival van 2009 werd Erwin Mortier in de protestantse kerk in Brussel geïnterviewd. Op vraag van de interviewer las hij de eerste bladzijde van Godenslaap voor:

Ik heb altijd gehuiverd voor de daad van het beginnen. Voor het eerste woord, de eerste aanraking. De onrust wanneer zich de eerste zin moet vormen, en na de eerste de tweede. De onrust, en de opwinding, alsof je de wade wegtrekt waaronder een lichaam rust: slapend, of dood. Er is ook het verlangen, of de wensdroom, de pen om te smeden tot een ploegschaar en een pas beschreven vel weer blank te ploegen, dwars op de regels, voor na voor. Dan zou ik terugblikken op een spierwitte akker, op de restanten die het ploegijzer naar boven heeft gewoeld: doorroeste emmers, stukken prikkeldraad, botsplinters, bedspijlen, een blindganger, een trouwring. 

Misschien is dit wel de mooiste eerste bladzijde in mijn boekenkast? Mortier heeft een neus voor het juiste en het mooiste woord. Zijn zinnen bewegen zich elegant, via alle leestekens waarvan het Nederlands zich mag bedienen, van hoofdletter naar punt. Hij beheerst de taal en is een rasechte verteller.

Hoewel Mortier bijna twintig jaar ouder is dan ik, herken ik dingen die zijn personages meemaken, zoals de jonge jongens die door de vrouwen in de familie worden opgevoed of de uren van verveling eigen aan een jeugd in een pre-internettijdperk. Mijn bewondering voor de man was groot. Ik wilde hem niet alleen lezen, ik wilde ook kunnen schrijven zoals hij. Helaas, en gelukkig, is er slechts één Erwin Mortier. Mijn probeersels waren bombastische kopieën. Wat ik tot op vandaag van hem meedraag, is zijn voorliefde voor oudere, vrouwelijke (hoofd)personages.

Juist na Mortier raakte ik verslaafd aan het werk van Annelies Verbeke. Nochtans was het geen liefde op het eerste gezicht. Haar debuut Slaap! kon me niet over de hele lijn overtuigen. Bij momenten miste ik ietsje meer diepgang. Slaap!, maar ook haar andere romans en kortverhalen, stikt van de personages en situaties die de meeste mensen als abnormaal zouden bestempelen. Het hoofdpersonage Maya komt na een ongelukkige val met de fiets in het ziekenhuis terecht. Ze deelt een kamer met Olga, een ex-frituuruitbaatster die verslaafd is aan tv-quizzen, vals spelen en roken op plaatsen waar dat niet mag. Maya ontwaakt uit de narcose en dan gebeurt dit:

Olga kon mijn naam niet onthouden. Ik had hem drie keer gespeld en hoewel ze na de derde keer 'Ah, zoals de bij' had geroepen, was ze mij daarna koppig 'Magda' gaan noemen. Mijn nieuwe naam deed verdacht veel denken aan een dorpssupermarkt of een goedkoop merk diepvriesvoeding, maar klonk toch beter dan Dinges. Bovendien had ik er geen behoefte aan mijn oude naam te horen. Het leek mij wijs ervan uit te gaan dat er voor mijn aankomst in het ziekenhuis helemaal niets gebeurd was. Ik was Magda met het geschoren hoofd en de blauwe pandabril. Nieuwer kon een begin niet zijn. 

Verbeke laat haar personages struikelend binnenkomen en strompelen op de scène. Ze slaat de deur van elk hoofdstuk op een beslissing moment dicht. Haar woordkeuze is zuiver, correct en sluit aan bij de leefwereld van de personages. Verbekes voorliefde voor het gebalde en gewiekst schrale proza van Raymond Carver schemert tussen de regels. Dankzij haar sobere en laconieke stijl zet ze de meest bizarre situaties op een geloofwaardige manier neer. Onrechtstreeks plaatst ze daardoor vraagtekens bij gedrag dat als (on)conventioneel door de samenleving wordt beschouwd.

Nog voor ik met het werk van Verbeke kennismaakte, hield ik ervan mijn personages in bizarre situaties te droppen. Een nieuwe wereld neerzetten is voor elke schrijver een uitdaging. Je leert de grenzen van geloofwaardigheid kennen en verleggen. Jammer genoeg werd mijn voorliefde voor het absurde op de duur contraproductief. Het verhaal dat ik echt wilde vertellen, verdween onder een absurdistische saus. Dat kon niet de bedoeling zijn.

Dezer dagen sluit mijn schrijfstijl stilistisch gezien het meest aan bij die van Verbeke. Mijn taal is eenvoudig en sober. Twijfel ik over een woord, dan vliegt het in de vuilbak. Met het absurde moet ik het in de toekomst op een akkoordje gooien. Ooit komt het weer helemaal goed tussen ons twee.

Lees ook over mijn verwantschap met:
Alessandro Baricco
Diana Athill, Herta Müller en Valeria Luiselli
Jón Kalman Stefánsson
Virginia Woolf
Vincent Van Gogh

2 opmerkingen:

  1. straks lees ik je stukje over verwantschap (heb al 1 zin omtrent chocolat gelezen, mmmmm...) maar vandaag en morgen werk ik aan een blogbericht over valeria luiselli, die ik opnieuw ben beginnen lezen. waw, want een schrijfster! hoe meer ik lees hoe meer zij mij boeit! heb ook de gewichtlozen bij de vvl besteld, ga een recensie schrijven!

    argh, ik wil merveilleuxkes snoepen, op een zonnig terrasje, met jou als smikkelmaatje..

    zoen

    yasmin

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De gewichtlozen staat ook op mijn lijstje ...

      Laten we deze afspraak maken: zodra we allebei het boek hebben gelezen, spreken we af om samen merveilleuxkes te gaan eten?

      Ward

      Verwijderen