Wie wil er nu voor altijd een muziek-liefhebbende elf zijn? (…) Het was tijd voor de IJslander om zijn lieve gezicht én zijn lelijke gezicht te tonen. Sjón
*
De woorden, ze komen niet. Hoe kan ik nu mijn appreciatie
voor Blauwvos vatten in taal? Het
boek laat in mijn hoofd alleen een schilderij achter, een wit doek met een
donkergekleurde, bewegende stip – een blauwvos in de sneeuw.
Laten we dit afspreken: dit stuk bestaat niet. Ik loop ervan
weg. Zoals ik drie weken geleden ook wegliep van Blauwvos. Geloof me: ik wilde het boek herlezen. En ook: ik wilde
het niet herlezen. De eerste keer was onvergetelijk. Hol woord, mijn excuses. Blauwvos is een boek dat ik zelf had
willen schrijven, alleen besefte ik dat pas nadat ik het had gelezen. Zo’n boek
dus. Ken je dat? Zoiets herlezen, dat is om problemen vragen. Wat als … het
tegenvalt? Wat antwoord ik dan als iemand me vraagt: ‘Wat is je
lievelingsboek?’ Misschien komt er dan wel een einde aan het onvermijdelijke
gevolg van mijn antwoord: dat mijn gesprekspartner Blauwvos wil lenen. En dan zit ik daar weken, in het slechtste
geval maanden, met dat gat in mijn boekenkast. Tot ik het niet meer uithoud en
mail: Wanneer spreken we nog eens af (en geef je dan mijn boek terug)?
*
De eerste keer.
Ik las het boek tijdens een periode waarin elk excuus een
goed excuus was om het over IJsland te hebben. Ik was geobsedeerd (of
gefascineerd, klinkt mooier) door alles wat IJslands is. Een land van lava met
pikzwarte vulkanen en asgrijze stranden, zonder bomen of insecten en met korte
zomers en lange winters. Dat het daar zo donker kan zijn en zo koud. Hoe houdt
een mens dat vol? Antwoord: door eruit te zien en zich te gedragen als een nukkige
beer = de gemiddelde IJslandse man. Of ze zo ter wereld komen of langzaamaan –
donkere, lange winter na donkere, lange winter – in een neoviking veranderen,
ik zou het niet weten. En hoe rijm ik die beren met hun geloof in elfjes, feeën
en trollen? Voor die IJslandse exotiek loop ik wel warm (of koud, zo je wilt).
Een verademing is het om vast te stellen dat het woord exotisch meer betekent
dan wit zandstrand + helblauw water.
Als men – ik bedoel de media, de mensen (gebruik nooit men in een tekst, dat is vaag en
onpersoonlijk; erg on-Sjón) – iets genoeg herhaalt, ga ik het op de duur
geloven. Dat IJslanders beren zijn, bijvoorbeeld. Dat ze, zoals het beren
betaamt, het gezelschap van bezoekers schuwen. Dat ze één zijn met de natuur. Geloof
me: ze zijn nukkig, afstandelijk en één met de natuur. En ook: ze zijn open,
geïnteresseerd en één met de stad (= Reykjavík, een andere hebben ze daar niet).
Een plek zonder internet? Bestaat niet. En een vliegtuig is het IJslandse
beren-equivalent van onze bussen. Ze springen er even op om hun grootmoeder aan
de oostkust te bezoeken. Het toestel vliegt over het binnenland met zijn pas
gepoetste spiegels (meren?), glinsterende lijnen (smeltwater?) en sneeuw (geen
twijfel) en …
STOP
Waarom klinkt elke bespreking van een IJslandse roman als
een reisgids?
Opnieuw.
*
Met Blauwvos brak Sjón
internationaal door als romancier. Voordien verwierf hij wereldwijd bekendheid
als songschrijver van Björk, met als belangrijkste wapenfeit I’ve seen it all voor de soundtrack van
de film Dancer in the Dark. Het leverde
hem in 2001 een Oscarnominatie op (Bob Dylan won, weeral). Blauwvos was evenmin zijn literair debuut. Op z’n zestiende publiceerde
hij een eerste dichtbundel in zijn thuisland. Ook nu nog klinkt zijn proza bij
vlagen erg poëtisch. Herhalingen, enjambementen en witruimte, Blauwvos zit er vol van. Het levert zijn
werk steevast het etiket poëtisch proza op (= het hokje voor de schrijvers
waarvoor geen hokje bestaat). Evenzeer leest Blauwvos als een thriller (hoofdstuk 1), een kortverhaal (2) een fabel
(3) en een briefroman (4). En dan is dat boek ook nog eens verdomd stijlvast.
En dat lukt Sjón dankzij zijn sobere, glasheldere taal en een spaarzaam gebruik
van personages (2, een jager en een prooi), beelden (2, een jager en een prooi)
en verhaallijnen (2, het verhaal over een jager en een prooi en een ander
verhaal over een jager en een prooi). Twee verhaallijnen die hoe langer, hoe
meer tegen elkaar aan gaan schuren, tot het pijn doet, tot er doden vallen en
een mens als vos reïncarneert.
Ben ik te vaag? De vorige alinea is nochtans men-vrij = het ligt aan jou.
Opnieuw.
*
*spoiler* (later toegevoegd)
Blauwvos is een
novelle over een dominee, een botanist, een meisje met het syndroom van Down,
een vos en sneeuw – als vlok, als maaltijd, als lawine, als huis. Het meisje
blijkt de verstoten dochter van de dominee. Hij verkocht haar op jonge leeftijd
aan een buitenlandse schip in ruil voor hagel en een voorlader, dezelfde hagel
en voorlader waarmee hij op vossenjacht gaat, de jacht die hem de kop zal kosten.
Wanneer de ouders van de botanist overlijden, onderbreekt
hij zijn studies in Kopenhagen en keert hij terug naar IJsland. Enkele dagen na
zijn terugkeer ontdekt hij in een schuur het meisje – de enige overlevende van
een schipbreuk. Ze spreekt brabbeltaal, stinkt uren in de wind en blijkt
zwanger. De botanist neemt haar mee naar zijn ouderlijke boerderij en zorgt
voor haar tot ze een natuurlijke dood sterft.
Het spijt me. Ik heb de clou van het verhaal verklapt. Je
was gewaarschuwd = het ligt aan jou.
Opnieuw.
Laatste keer.
*
Blauwvos is een boek
als een schilderij, een wit doek met een donkergekleurde, bewegende stip – een
vos in de sneeuw als inkt op een zwart blad, en de woorden vertellen een
verhaal een verhaal over zacht (de botanist) en hard (de dominee), open (botanist)
en dicht (dominee), nieuw (botanist) en oud (dominee); de woorden vertellen een
verhaal over IJsland (de botanist én de dominee).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten