maandag 30 november 2015

Hestia - een eerste stap naar bevlogen wonen (een ruïne)

Rookwolk

Ben jij tuk op plaatjes van vervallen gebouwen? Ik ook, dacht ik. Tot ik me ontzettend ging ergeren aan al die zwaar bewerkte foto's. Waar kwam mijn ergernis vandaan? Ik ging me verdiepen in mijn fascinatie voor ruïnes. Wat trok me aan in verval? Wat hadden barsten en brokstukken me te vertellen? 

Stenen en mensen (eerste keer)

Soms volg ik de actualiteit niet uit tijdsgebrek of luiheid. Soms is het zelfs een bewuste keuze omdat ik uitgeput raak van de gruwelijkheden die breed in de media worden uitgesmeerd, vooral wanneer dat soort nieuws wordt aangeboden in combinatie met andere - volstrekt oninteressante - weetjes, zoals het zoveelste dronken uitje van Miley Cyrus of een wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat vrouwen klaarkomen van een paddestoel die groeit op opgedroogde lavastromen in Hawaï.

Ik concentreer me liever op creatie in plaats van vernietiging. Daarom keer ik me af van de berichtgeving over Oekraïne, Syrië of Parijs, daarom keerde ik me eerder dit jaar ook af van de oorlogskunst van Marc Chagall in Bozar. Op dit blog schreef ik de overleden kunstenaar een brief waarin ik zei:
Ik raak stilaan verzadigd van oorlog. Oorlog is hot news. Oorlog is sexy geworden. Mensen winnen prijzen met oogstrelende oorlogsfotografie. Bah, ik hoef het allemaal niet meer (op die manier) te zien. Uw schilderijen snijden dieper. Ze veranderen een slagveld niet in een feeërieke locatie voor een film of fotoshoot. Ze dringen zich in al hun hevigheid en gruwelijkheid aan me op. Desondanks, mijnheer Chagall, raak ik van die verzadiging niet af. Zelfs oprechte oorlogskunst is er dezer dagen te veel aan voor mij.
Het lukt me zelden langer dan een paar weken nieuws-vrij te blijven. Nieuws vermijden is verdomd moeilijk. Overal waar ik kijk is het (gratis) beschikbaar. Ik wil ook niet in een wereldvreemde pummel veranderen. Mijn geweten stelt me dan de vraag of het juist is me alleen met creatie en schoonheid bezig te houden. Cultuur kan niet zonder barbarij, liet ik me ooit eens vertellen. Sluit ik mijn ogen voor barbarij, dan sluit ik ze met andere woorden ook voor cultuur.

Palmyra (eerste keer)

Zelfs wanneer ik het nieuws mijd, kruipt er af en toe een bericht onder mijn huid, zoals de berichtgeving over Palmyra, een door de UNESCO beschermde historische site in Syrië. Tijdens een avondje op café wijdde een vriendin enkele zinnen aan de vernietiging van de stad door IS, nieuws dat me tot dan toe was ontgaan. Niet veel later bladerde ik door een weekblad waarin een foto stond van een jongen die een salto voor een ruïne maakte. In het onderschrift stond dat het om een beeld uit Palmyra ging. Volgens de journalist was de kans groot dat de ruïne op de achtergrond door IS was opgeblazen.

Ik voelde een schok, zowel fysiek als mentaal. Meteen daarna stak een schuldgevoel de kop op: waarom reageerde ik zo heftig op de vernietiging van een ruïne? De nieuwsberichten over de martelingen, verkrachtingen en moorden van IS brachten nooit zulke emoties bij me teweeg. Op 1 september ervoer ik een gelijkaardige schok toen satellietfoto's van de VN werden vrijgegeven. Daarop was te zien dat IS ook de tempel van Bel van de kaart had geveegd.

Ruinophilia en Ruinenlust

Ruïnes hebben altijd een aantrekkingskracht op me uitgeoefend. Op Google+ volgde ik een tijdje Urban Exploration, een community waar fotografen beelden van ruïnes in steden delen. Ook op Facebook, Twitter, Instagram en Tmblr vond ik groepen die de ruinophilia van vele volgers dagelijks bevredigt. De fascinatie voor vervallen gebouwen gaat terug tot de achttiende eeuw. Op de achtergrond van schilderijen uit die tijd doken ruïnes op. Het publiek hield wel van een vleugje verval. Ruïnes kregen een steeds prominentere plek op het canvas. De Duitser gaven de fascinatie voor verval een naam: Ruinenlust.

Aanvankelijk kreeg ik geen genoeg van de beelden van bouwvallige industrieterreinen en woonhuizen, maar al gauw gingen ze me vervelen. Er scheelde iets met die foto's. Ik geloofde ze niet. De meeste waren zodanig digitaal bewerkt dat ik me afvroeg wat ik precies zag: een ruïne die daadwerkelijk bestond of een fantasie, een dermate bewerkt plaatje dat niets meer met de oorspronkelijke ruïne te maken had. Het resultaat was soms kitsch of nostalgisch, dan weer verleidelijk of sexy. De foto's logen: ze toonden ruïnes zoals we ze graag willen zien, maar niet zoals ze echt zijn. Een knap beeld legt de gelaagdheid bloot van datgene wat wordt afgebeeld.

Verval heeft mensen altijd aangetrokken, of het nu om een gebouw (ruïnelust), een verkeersongeluk (kijkfiles) of een persoon ('Is ze niet oud geworden?') gaat. Iets wat afgebrokkeld, geblutst of gerimpeld is, bezit een eigen esthetiek. Weg is de strakke façade, motorkap of huid. Onder invloed van mens, natuur en de tijd raakt een ruïne haar perfecte looks kwijt. Ze moet zichzelf opnieuw uitvinden en neemt daarbij noodgedwongen afstand van het schoonheidsideaal. Een ruïne laat haar oorspronkelijke, opgelegde vorm los en leidt eindelijk een eigen leven. Omdat het kan en omdat het moet.

Een ruïne: een definitie

Vanaf wanneer is een plek een ruïne? De belangrijkste toetssteen lijkt een zekere mate van verval. Maar over hoeveel verval spreken we dan? Zijn ruïnes per definitie onbewoonbaar? Volstaat een gebroken raam of moet er minstens een boom uit het dak groeien en een muur op instorten staan? En moet het verval zich binnen een bepaalde tijdsspanne voltrekken?

Een ruïne is zowel aan- als afwezig. Een afbrokkelende zuil doet ons denken aan de zuil die er ooit stond en aan wat er in de toekomst misschien voor in de plaats zal komen. Ruïnes maken ons bewust van onze band met de tijd. De ruïne-tijd is lineair, tijd als een rechte lijn tussen verleden en toekomst bv. de ruïne die langzaam afbrokkelen; cyclisch - tijd als een cirkelbeweging, iets keert altijd terug bv. een gebouw wordt een ruïne, wordt weer opgebouwd, wordt weer een ruïne, etc; en kairotisch, tijd als een uitnodiging om creatief in te grijpen op het juiste moment om verandering teweeg te brengen bv. in plaats van een ruïne komt geen nieuw gelijkaardig gebouw, maar iets radicaal anders.

Palmyra (nog een keer)

Na de kernramp van Tsjernobyl werd Pripyat geëvacueerd, de stad die het dichtst bij de ontplofte kernreactor 4 ligt. Kort daarna keerden elanden, herten, lynxen, wolven en everzwijnen naar het gebied terug, nadat ze aanvankelijk door de aanwezigheid van de mens waren verjaagd. Nu, meer dan dertig jaar na de ramp, lijkt de spookstad op een natuurgebied. In de toekomst zal ze volledig door het nabijgelegen bos worden ingepalmd. Blijkbaar gedijt fauna en flora beter in radioactief gebied dan in de buurt van mensen.

Pripyat veranderde langzaamaan in een ruïne, terwijl de tempels, mausolea en zuilen van Palmyra door explosieven met één druk op de knop met de grond gelijk werden gemaakt. De weg naar het moment waarop ze als ruïne werden gedefinieerd verschilt, maar eens ze als zodanig werden omschreven, was er iets wat beide steden deelden: een leegte, een niet-zijn.

Een ruïne heeft geen (economisch) nut, tenzij je er een toeristische attractie van maakt. De vraag is dan of je een omheinde en keurig bijgehouden site waarvoor je toegangsgeld vraagt nog steeds een ruïne kunt noemen. Een conservator gaat verval tegen, een tuinman bedwingt de natuur en een gids legt zijn of haar interpretatie van de brokstukken op.

Ruïnes brengen ons tot zwijgen. Ze zetten ons op het spoor van introspectie en reflectie. Misschien is dat wel de reden waarom mensen naar Pompeï of Petra reizen? De meesten van hen houden het bij één bezoek, maar sommige archeologen maken van een ruïne een levenswerk. Khaled al-Asaad leidde meer dan veertig jaar het archeologisch onderzoek in Palmyra. Met de hete adem van IS in de nek zorgde hij ervoor dat de kunstschatten uit het museum een veilig onderkomen kregen. Niet veel later werd hij door IS gevangen genomen omdat de organisatie hem zag als een afvallige en een aanhanger van president al-Assad. In augustus 2015 werd al-Asaad op een plein in Palmyra door een gemaskerde jihadi onthoofd.

Stenen en mensen (nog een keer)

Een ruïne staat weerloos tegenover geweld. Ze kan zich niet verdedigen tegen explosieven. Een mens is even weerloos tegenover de jihadi's van IS, of toch zij die door de terroristische organisatie als ongelovig worden gezien. Stenen en mensen lijken dan toch meer te delen dan ik aanvankelijk zelf dacht. Daarenboven delen ze meer dan alleen hun weerloosheid tegenover geweld.

Palmyra is een oase in de Syrische woestijn en lag op de zijderoute. Mede daardoor groeide de stad uit tot een van de belangrijkste culturele centra van de oude wereld. De geschiedenis van Palmyra gaat terug tot 2 000 voor Christus. Eeuwenlang vonden mensen - van inwoners tot handelsreizigers, van nomaden tot toeristen - tijdelijk of permanent een thuis in de stad. De ene zocht een dak boven het hoofd om uit te rusten, de ander ervoer de stad als een kunstwerk dat uitnodigde tot reflectie.

Ruïnes zijn met andere woorden ook mensen: zij die de stad hebben opgebouwd en zij die er hebben verbleven. Ruïnes zijn als vlees, bloed, verhalen en herinneringen gegoten in een afbrokkelende vorm. Wie Palmyra van de kaart veegt, vernietigt niet alleen een ruïne, een brok cultuur en een stuk geschiedenis, maar ook en in de eerste plaats de mens en menselijkheid.

Oorlog en vruchtbaarheid

Palmyra is niet meer, maar de stad is niet verdwenen. Haar bestaan is in de annalen opgenomen en op het internet vind je een stroom aan informatie en beeldmateriaal, van wetenschappelijk verantwoorde essays tot mensen die hun vakantiefoto's en -filmpjes online hebben gezet. Als het de bedoeling van IS was om een belangrijk stuk cultuur op te blazen, dan zijn ze daarin slechts deels geslaagd. De ruïne is verdwenen, maar in het collectieve geheugen leeft Palmyra voort.

Het opblazen van de tempel van Bel kunnen we symbolisch opvatten. In de eerste eeuw na Christus werd het gebouw opgetrokken ter ere van Baäl, de Babylonische god van de oorlog en vruchtbaarheid. De tempel was het zoveelste stuk van Palmyra dat IS opblies. Hoelang kunnen ze hiermee blijven doorgaan? De roep om (weder)opbouw, om vruchtbaarheid zal op een bepaald moment weerklinken. Palmyra zal geen uitzondering op die regel zijn. Haar geschiedenis is er één van vernietiging en plundering, maar ook van groei. De omslag van barbarij naar cultuur ligt niet in de handen van IS. Cultuur heeft met creativiteit, opbouw en vrijheid te maken, niet met afbraak en de installatie van een totalitair regime. IS voert oorlog en zal dat blijven doen omdat de organisatie tot niets anders in staat is.

Een nieuwe bevlogenheid

Wie wordt de mond van de vruchtbaarheid? Wie neemt het woord, het initiatief tot opbouw? Die taak moet niet alleen in de door IS gecontroleerde gebieden worden opgenomen, maar ook in de rest van de wereld. De schok die het terrorisme heeft veroorzaakt is tot ver buiten Syrië, Irak, Libië en Nigeria voelbaar. De angst die daaruit voortvloeit wordt door westerse politici tot nu toe beantwoord met het inzetten van een militair apparaat dat de angst in stand houdt of zelfs vergroot.

Eind 2011 stuurde Herman Van Rompuy, toenmalig voorzitter van de Europese Raad, tweehonderd wereldleiders een exemplaar van het boek Geluk van Leo Bormans. Hij voegde daarbij een brief met de vraag het geluk en welbevinden van mensen bovenaan de politieke agenda te zetten. 'Positief denken,' zei hij, 'is niet langer voor zwervers, dromers of naïevelingen.'

Als kerstcadeau voor 2015 stel ik voor dat Donald Tusk, de huidige voorzitter van de Raad, de wereldleiders een exemplaar van Kairos van Joke J. Hermsen geeft. In haar essays pleit de Nederlandse filosofe voor een nieuwe bevlogenheid die gestalte krijgt in Kairos, de Griekse god van het juiste moment. Hij heeft vleugels op zijn rug en voeten en buigt zich in opperste concentratie over een weegschaal in zijn rechterhand. Hij is kaal, afgezien van één lange lok. Kairos weegt alle mogelijkheden zorgvuldig af en grijpt in als de tijd daarvoor rijp is. Hij legt zich niet neer bij het onverminderd verder tikken van de klok die mensen over het algemeen aanzet tot berusting en passiviteit. Hij staat symbool voor creativiteit, voor het zelf op gang trekken van verandering.

Een kairotische politiek

Het juiste moment voor verandering is nu. Op politiek vlak moeten we de kneuterige, gepolariseerde kampen verlaten om een nationaal en internationaal antwoord te verzinnen op economische, ecologische en humanitaire rampen. Het juiste antwoord is een veelheid aan genuanceerde antwoorden die verder reikt dan de volgende gemeentelijke, Vlaamse, Waalse, federale of Europese verkiezingen. De oplossingen liggen in de mond en handen van bevlogen mensen. Politici moeten die bevlogenheid herkennen en erkennen. Politieke beslissingen moeten bevlogen zijn en bevlogenheid stimuleren.

Op de laatste bladzijden van Kairos nam Hermsen een abecedarium op. Daarin bundelde ze een reeks lokale initiatieven van burgers die in hun omgeving op het juiste moment ingrepen en verandering teweegbrachten. De wereldleiders kunnen hieraan een voorbeeld nemen. Zij blinken vooral uit in een gebrek aan durf, en laat nu net die durf noodzakelijk zijn om tot bevlogenen beslissing te komen. Als ze nog lang wachten, grijpen ze naast de lok van Kairos en glijden hun handen van zijn kale knikker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten